Het ruimtelijk beleid staat in Nederland weer helemaal op de agenda, nadat het er decennia lang van af was gevallen. De stikstof- en natuurcrisis, de woningbouwcrisis, de klimaatcrisis: drie urgente problemen hebben laten zien dat we het fysieke en ruimtelijke domein schromelijk hebben verwaarloosd. Ze laten ook zien dat er op korte termijn fundamentele keuzes gemaakt moeten worden. De denktank DenkWerk, waar ik deel van uit maak, heeft in het rapport `Klein land, grote keuzes` aangetoond hoe schaars de Nederlandse ruimte is als we kijken naar de huidige ambities in het fysieke domein. Schaarste vraagt om heldere keuzes. Het DenkWerk rapport was een steen in de vijver, en dan is het altijd interessant om te kijken welke rimpelingen die steen oproept. Dan vallen een paar dingen op: de verkokering, de emoties en de schaarse kennis. Maar rimpelingen hebben hun toppen en hun dalen, er is door velen heel positief op het rapport gereageerd.
Allereerst de verkokering. Bijna geen enkele reactie ging in op het centrale thema van het DenkWerk rapport, namelijk dat er een integrale afweging moet komen tussen de ambities op het gebied van wonen, duurzame energie, mobiliteit, landschap, natuur en de economie, waaronder vooral de landbouw. En dat die afweging nu gemaakt moet worden. Uitzondering daarop vormt de NOVI brief van 23 april jl. van de minister van BZK, die wel nadrukkelijk de integraliteit opzoekt, maar hem in het gepresenteerde tijdschema ook meteen weer demonteert. Er komen volgens deze brief in de tijd opeenvolgende trajecten voor wonen (zomer 2020), het landelijk gebied (eind 2020 een concept) en de energiestrategie (eind 2021 een concept). Daar zou je een prioritering in kunnen lezen dat ruimte voor wonen boven ruimte voor zon en wind gaat, maar dat is geloof ik niet de bedoeling. Andere reacties op DenkWerk waren erg sectoraal gericht. Elke sector heeft in Nederland duidelijk zijn eigen wereldje, en dat zie je terug in de reacties. Vooral de woonsector was erg vocaal. Het thema dat zon en wind heel veel ruimte kosten werd nauwelijks opgepakt. Het woonthema dus wel. Over binnenstedelijk bouwen versus bouwen in het landelijk gebied, bijvoorbeeld. Met veel emotie. DenkWerk werd nostalgie verweten, of heulen met de projectontwikkelaars, er werd met afschuw gerefereerd aan de ”ideologie” van de Vinex wijken, en schande gesproken van de mogelijke inbreuk op het Groene Hart. Naar mijn indruk werden vaak standpunten verdedigd vanuit demografische beelden van tien, twintig jaar geleden, die niet de verwachte groei laten zien die in de meest recente cijfers van het CBS zit, en los van de andere ruimtevragers van de huidige tijd. Dat laatste raakt aan het thema schaarse kennis. De integraliteit van het fysieke en ruimtelijk domein is zo groot dat het moeilijk is voldoende kennis naast elkaar te leggen om de benodigde afweging te kunnen maken. Niet zelden leidt het gebrek aan integrale kennis tot pleidooien voor een partiële oplossing van een onderdeel van het ruimtelijke of energievraagstuk. Gelukkig hebben we daar een Planbureau voor de Leefomgeving voor, die veel mooie en toegankelijke analyses publiceert. Maar zelfs het PBL slaat de plank nog wel eens mis. Op de Artikelenpagina ga ik in op de notitie “Binnenstedelijke appartementen of suburbane eengezinswoningen?” waarmee PBL medewerkers reageren op het DenkWerk rapport, met een ondeugdelijke statistische analyse en daarmee met ondeugdelijke conclusies. Zo wordt het kennisdebat niet verder geholpen.
Het is dus moeilijk en nodig. De sectorale werelden bij elkaar brengen, kennis vergaren, delen en vooral transparant maken, en zorgvuldig kiezen. Keuzes maken betekent ook pijn uitdelen. Emoties zijn onvermijdelijk. Bijvoorbeeld zal de landbouwsector qua ruimtelijk beslag een stap terug moeten doen. Dat is niet fijn, maar het is belangrijk daar eerlijk over te zijn en al zo vroeg mogelijk duidelijk te maken dat die pijn er aan komt.