Kan onze democratie nog goede bestuurders kiezen?

We zien elders in de wereld dat op democratische wijze slechte bestuurders worden gekozen. Kijk naar Trump in de VS, naar Milei in Argentinië of naar Netanyahu in Israël. Maar ook in Nederland moeten we ons zorgen maken over de kwaliteit van ons openbaar bestuur, zeker na de verkiezingen voor de provinciale staten en de Tweede Kamer van vorig jaar. Er was grote winst voor partijen die de tijd niet hadden gekregen (of de noodzaak nooit hadden gevoeld) om een duidelijke traditie, brede kennisbasis of interne organisatie op te bouwen en intern goede bestuurders te selecteren. Kunnen die partijen zonder enige bestuurlijke bagage verantwoordelijkheid dragen voor het landsbestuur van Nederland, in een tijd van grote transities en andere uitdagingen? Daar kun je je best zorgen over maken.

Goed openbaar bestuur is cruciaal voor de welvaart en het welzijn in een land. Maar blijkbaar is de kiezer niet in staat, of niet gemotiveerd, om te selecteren op bestuurlijke kwaliteit. Als de democratische rechtsstaat als bestuursvorm wil overleven in een steeds autocratischer wereld lijkt het me belangrijk om er over na te denken hoe we dit kunnen veranderen. Goed onderwijs in burgerschap kan helpen, veel betere communicatie tussen bestuurder en burger ook. Dat zijn oplossingen voor de langere termijn, voor de huidige formatie van een nieuw kabinet helpen dit soort dingen niet meer. Wat op korte termijn kan helpen is een verbetering van de  selectie van bestuurders. Dat kan door daar een aparte procedure voor op te zetten, waarbij expliciet en bij voorkeur publiekelijk wordt getoetst of iemand de ervaring en/of capaciteiten heeft om een specifieke functie in het openbaar bestuur te bekleden. Voor een krachtige democratie is het ook belangrijk om te voorkomen dat deze van binnenuit wordt uitgehold, en dus dat er afstand wordt bewaard van partijen die in woord en/of geschrift de democratische rechtsstaat ondermijnen en geen interne democratische bestuursstructuur hebben.

Er zijn veel mensen die menen dat de winnende partijen op de rechterkant van het politieke spectrum ondanks het gebrek aan bestuurlijke capaciteiten toch een landsbestuur moeten gaan vormen. In gematigde of meer progressieve kringen is men ervan overtuigd dat dat een grote en kortstondige mislukking zal worden, zodat daarna het electoraat in gaat zien dat stemmen op een extreemrechtse partij geen oplossing voor het land is. Dat is een riskante aanname. Niet alleen kan een ondeugdelijk landsbestuur in korte tijd veel schade  aanrichten die zich ook niet weer snel laat herstellen, maar er zijn ook diverse voorbeelden in de wereld die laten zien dat het electoraat zich niet laat bekeren door slechte bestuurlijke resultaten. Daar zijn immers altijd wel excuses voor te bedenken, of toekomstbeelden die nog veel bedreigender zijn dan wat in het recente verleden is veroorzaakt.

In dat licht bezien heeft Kim Putters als informateur een interessante  opdracht gekregen, namelijk om zich te buigen over de vorm van het landsbestuur, en de verhouding tussen dat bestuur en het parlement. Een serieuze zoektocht naar bestuurlijk vermogen maakt het bijna onvermijdelijk dat hij uitkomt op een variant met een aanzienlijke scheiding tussen het parlement en het landsbestuur, met bij voorkeur een stevig selectieproces van adequate bestuurders.

Op de Artikelen pagina werk ik het thema uitgebreider uit.

Leave a Reply