Het lijkt erop dat er, na jaren van verwaarlozing, vanuit de landelijke politiek meer aandacht komt voor de uitvoering. Dat is ook hoognodig, als je bedenkt hoe het met de uitvoering van de publieke diensten in Nederland is gesteld. De kinderopvangtoeslagaffaire is een schrijnend voorbeeld, maar er zijn veel meer voorbeelden te geven van teruglopende kwaliteit. Zo geven recente publicaties over Pfas, stikstof- en fijnstofuitstoot de burgers het gevoel dat zij niet adequaat door de overheid worden ondersteund en beschermd.
De politiek en ook de rijksdiensten hebben meer aandacht voor de beleidsontwikkeling dan voor de uitvoering. Daar zit een flink stuk van het probleem. De uitvoering is apart gezet van het beleid en is onder een stevig bezuinigingsregime geplaatst. Dit wordt in discussies vaak teruggevoerd op de theorieën omtrent New Public Management. Maar er is meer over te zeggen dan alleen maar de verwijzing naar een dergelijke theorie. En het is ook belangrijk om te proberen beter te begrijpen hoe en waarom beleid en uitvoering zo los van elkaar opereren met bovenstaande suboptimale resultaten. Met het oog op de verkiezingen en de aanstaande nieuwe kabinetsperiode, waarin heel veel uitvoering van de lange-termijnvraagstukken van Nederland een plek moet krijgen, is zo’n begrip uiterst nuttig en nodig.
Nicolette van Gestel en ikzelf hebben, daartoe uitgedaagd door de Vereniging voor Bestuurskunde, theorie en praktijk van beleidsvorming en uitvoering met elkaar geconfronteerd. Het is een hoofdstuk geworden in het jubileumboek van de Vereniging voor Bestuurskunde “Maatschappelijke bestuurskunde”. Op de Artikelenpagina is het te vinden. Als beleidspracticant heb ik er zelf van geleerd hoe weinig doordacht en gestructureerd wij beleid maken en doorverwijzen naar de uitvoering. Er valt met wat meer inzicht een wereld te winnen!