De maatschappelijke systemen kampen met veel achterstallig onderhoud

Als je geen onderhoud pleegt, kom je vanzelf in een soort crisissituatie terecht. Op deze manier kun je ook naar het publieke domein kijken. Er is de afgelopen decennia heel weinig aandacht geweest voor het op kwaliteit houden van alle maatschappelijke systemen met een publiek belang. Dat heeft geleid tot veel achterstallig onderhoud. Verslechteringen zijn gebagatelliseerd of ontkend, of er is geprobeerd ze met halfslachtige maatregelen te keren. Nu zitten we ermee: een wooncrisis, een stikstofcrisis, een onderwijscrisis, en ga zo maar door. De lange termijn trends zijn onvoldoende onderkend; er zijn geen eerlijke scenario’s gemaakt over hoe ze zich in de toekomst zullen voortzetten. De rijksoverheid is hierin echt tekort geschoten, lijkt mij. Als je op zoek gaat naar het waarom stuit je al gauw op gebrekkige inzichten in de politiek, maar ook op de praktijk binnen de ministeries, waarbij alle aandacht uitgaat naar de korte termijn en de waan van de dag, en hooguit versnipperd eens wat verder vooruit gekeken en gedacht kan worden. Strategie-afdelingen bestaan niet, of leiden een bestaan dat los staat van de belangrijkste beleidsdirecties, of worden toch meegezogen in de korte termijn prioriteiten. Het begrotingsdenken overheerst, maar wat budgettaire impulsen aan maatschappelijk effect opleveren is zelden goed in beeld. De volgorde van denken en handelen is dus precies verkeerd om. Eerst moeten de lange termijn strategische vragen in beeld worden gebracht, daarna van een actieagenda voorzien en daar moeten de middelen voor bij elkaar worden gezocht. De korte termijn moet dus niet het langetermijndenken wegzuigen, maar het langetermijndenken volgen.

Er wordt dus te weinig aan visieontwikkeling gedaan, en aan het verwerven van inzicht over wat wel en niet werkt om de kwaliteit van de maatschappelijke systemen overeind te houden. Maar er is ook een ernstig gebrek aan sturingsmogelijkheden ontstaan. Kijk maar naar hoe het ministerie van OCW stuurt of niet stuurt op de kwaliteit van het onderwijs. Het rapport van de werkgroep 1 van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen laat dit schrijnend zien. Voor veel andere ministeries is hun sturingscapaciteit niet veel beter. LNV stuurt niet op de circulariteit van de landbouw, en lukt het niet om te sturen op het mest- en stikstofprobleem. VWS lukt het niet om te sturen op het zorgstelsel of heel concreet op het welbevinden van laagopgeleide Nederlanders. I&W lukt het niet om te sturen op het voorkomen van files. SZW lukt het niet om te sturen op de kwaliteit van flexwerk. Ook hier weer: ga zo maar door. Er is misschien een tijd gedacht dat de private sector de sturing van deze maatschappelijke systemen over zou kunnen nemen. Ik kan helaas geen enkel maatschappelijk systeem met een publiek belang vinden waar dat ook aantoonbaar gebeurt.

Achterstallig onderhoud kun je wegwerken. Dat moet zelfs, om nog erger te voorkomen. Dan is er dus wel veel te doen. Veel langjariger kijken, meer visie, en ook beter borgen dat de maatschappelijke systemen ook echt gestuurd kunnen worden als dat vanuit het publieke belang nodig is.

Op de Artikelenpagina werk ik dit thema verder uit.

2 Responses

  1. Goed stuk Bernard, over een belangrijk onderwerp. Je doet grote, soms vrij absolute uitspraken over grote onderwerpen, vrijwel zonder bronvermelding of verwijzingen. Doorgaans zou me dat sceptisch maken, maar gezien jouw lange ervaring en grote kennis van ”het Haagse” en jou een beetje kennende denk ik dat het waar is wat je zegt. Bovendien, ik heb wat gezocht naar commentaren op vergelijkbare stukken/interviews van jou in de media en ben niemand tegengekomen die de werkelijkheid die je beschrijft tegenspreekt, in tegendeel.

    Waarom dan toch de pen gepakt en een commentaar geschreven? Omdat het schetsen van een (groot) probleem niet zal leiden tot oplossingen wanneer de oorzaken niet helder zijn. En hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de oplossingen die je aandraagt, die zijn niet schokkend en lijken me ook niet heel nieuw (meer visie en meer sturing, strategische agenda, bouw kennis over sturing op, communiceer, integrale en verbindende visie, …), Dat roep dan de vraag op, waarom gebeuren die soms redelijk voor de hand liggende dingen niet? De antwoorden op beide vragen heb ik ook niet, dat zou te mooi zijn, maar lijken mij de moeite waard om verder over na te denken.

    Waar komen die korte termijn politiek en gebrek aan visie vandaan? Het enige kritische stuk op jouw betoog over 20 jaar kleine politiek dat ik kon vinden is van socioloog Aart van Bockhove van Blaauwberg. Hij zegt o.a. dat ook veel ”grote politici” (hij noemt Roosevelt en Lincoln) geen grootse visies hadden. Dat zou nader onderzocht moeten worden, en als hij gelijk zou hebben zou dat inderdaad problematisch zijn voor jouw verhaal, maar daar ga ik nog maar even niet van uit, er lijken mij volop tegenvoorbeelden te zijn. Maar hij noemt ook de 19e eeuwse Franse socioloog Alexis de Tocqueville, die stelde dat niet ellende, maar stijgende verwachtingen leiden tot opstand of ongenoegen. Het gaat al goed, maar je wilt meer, en sneller, voor jezelf, voor je kinderen. En als dat niet gebeurt wordt je ongeduldig, ontevreden, kwaad. Daar zou ik aan toe willen voegen dat gebrek aan perspectief, gebrek aan hoop en ambitie de mens ongemotiveerd, ontevreden, of zelfs kwaad kunnen maken, zoals ook de joodse psychiater en concentratiekampoverlevende Victor Frankl overtuigend betoogde. En als we dan naar de 20e eeuw kijken, dan zien we een eeuw waarin heel veel belangrijke verworvenheden zijn gerealiseerd (stemrecht voor iedereen, pensioen, leerplicht/onderwijs, gezondheidszorg voor iedereen, stakingsrecht, (formele) gelijkheid van man, vrouw, sexuele geaardheid, ziektewet, bijstand, werkeloosheidsuitkeringen/voorzieningen, milieuwetgeving, consumentenbescherming, etc.). Welke grote verworvenheden zijn er nog te wensen in het ‘rijke westen’, voor welk wenkend perspectief willen/moeten we nog vechten?! Wat nu vooral maatschappelijk aan de orde is niet het verder bouwen en bevechten, maar het voorkomen van verval en vernieling, het beschermen van verworvenheden uit de vorige eeuw en het beschermen van onze planeet.

    Enfin, het zijn zomaar wat gedachten, maar we zullen eerst beter moeten begrijpen waarom we in de versukkeling en 20 jaar kleine politiek zijn geraakt, en daar moeten de oplossingen bij aansluiten. En die oplossingen, daarvan moeten we ons afvragen wat ons alsmaar in de weg staat c.q. zou kunnen staan om die te realiseren. In ieder geval moeten we het heel anders aanpakken; als we doen wat we deden krijgen we immers wat we kregen.

    Over de tweede vraag, waarom voor de hand liggende oplossingen niet (goed genoeg) werken, daar denk ik nog even over na. Tot spoedig.

  2. Bernard, na mijn commentaar van gisterenavond op jouw stuk over ”achterstallig onderhoud” en de kleine politiek heb ik er nog een nachtje over kunnen slapen en bedacht dat er iets ontbreekt aan jouw betoog, de vraag over centraal versus decentraal. Die vraag lijkt me cruciaal wanneer je nadenkt over ”sturing” door de Staat. Welke publieke belangen kunnen het best decentraal, op lokaal/gemeentelijk/regionaal niveau, worden behartigd en georganiseerd en welke centraal, landelijk. Als uitgangspunt zou ik hanteren ”lokaal, tenzij”. Immers, hoe groter de afstand tussen het sturende orgaan en datgene wat/waar gestuurd wordt, hoe meer ruis, minder kennis van (lokale) zaken, meer bureaucratie, meer hiërarchie, meer tegengestelde belangen, etc. De kracht van sturing (en toezicht) is als het licht en het geluid, ze nemen beide af met het kwadraat van de afstand tot de bron. Bij de bron (zorg (cure en care), onderwijs, jeugdzorg, sociale voorzieningen, lokale infrastructuur, etc.) is de effectiviteit van sturing (en toezicht) het grootst. Soms is dat ”tenzij” evident (pensioenstelsel, organiseren van landelijke IC reservecapaciteit met oog op een pandemie, leerplicht, regie bij klimaattransitie, dijkbewaking, etc.), maar vaak niet evident of evident niet. Bijv. over onderwijs schrijf je dat het onderwijsveld moeilijk in beweging te krijgen is, dat schoolbesturen niet sturen op kwaliteit en dat vaak ook niet kunnen, en ook dat ”de onderwijskwaliteit gaat niet vanzelf omhoog”. Hoezo niet, waarom niet? Degenen die het meeste belang hebben en het best gemotiveerd zijn voor goed onderwijs zijn de ouders/leerlingen en de scholen zelf, zou je denken. Dus waarom gaat dat dan lokaal mis? Pas als we dat begrijpen weten we waar de schoen wringt en kan er gewerkt worden aan oplossingen. Centrale sturing lijkt me dan niet de meest voor de hand liggende oplossing. Misschien zaken organiseren in de randvoorwaardelijke sfeer, maar dat is wat anders dan (centrale) sturing.

    Enfin, de vragen centraal of decentraal en sturing of randvoorwaarden scheppen zouden toegevoegd moeten worden aan jouw betoog, lijkt me. Pas als die vragen beantwoord zijn kun je gaan sturen of randvoorwaarden scheppen of niet (centraal) sturen.

Leave a Reply to Kees Cools Click here to cancel reply.