Paul Frissen heeft recent een boek geschreven met als titel ‘De integrale staat’. Die titel is gekozen omdat hij in beleidstukken heel vaak de roep om integraal beleid tegen komt. Het pleidooi voor Integraal beleid suggereert volgens Frissen dan ook een integrale staat als uitgangspunt. Een heel boek lang betoogt Frissen dat die integrale staat niet bestaat. Hij probeert ook te illustreren dat beleidsmakers een veel te grote broek aantrekken en hopeloze ambities nastreven. De staat moet niet vooruit willen, de staat moet de pluriforme belangen in de samenleving beschermen.
Nu kan het woord integraal wellicht verkeerd gekozen zijn. Ik heb het zelf ongetwijfeld ook veel gebruikt. Maar de bedoeling van dat woord van vrijwel al zijn gebruikers is niet om de integrale staat tevoorschijn te toveren, maar om te beklemtonen dat je breder moet kijken dan een nauw afgezonderd beleidsterrein of beleidsdoel. Integraal probeert het kleine iets groter te maken, niet om het tot een totalitair geheel te smeden. Frissen maakt een karikatuur van de zoektocht naar een effectiever overheidsbeleid. Een even grote karikatuur maakt hij van het transitie-denken. Dat er mensen zijn die menen dat de overheid zich bezig moet houden met zaken als de energietransitie of de voedseltransitie is een grote fout. De overheid moet niet proberen richting te geven aan de samenleving, want dat kan toch niet en miskent de ‘fundamentele voorlopigheid van kennis’. Aldus Frissen. Het is dus een heel negatief boek. En dat is weinig behulpzaam voor al die mensen die met de beste intenties werken aan een iets beter openbaar bestuur, en aan het voorkomen van allerlei rampen door wel op tijd kennis in te zetten om de wereld vooruit te helpen. Jammer om het zo op te schrijven. Jammer om het te lezen.
Op de artikelenpagina geef ik een uitgebreidere reflectie.