De onbekende onbalans tussen kosten en baten van de Nederlandse witwas-aanpak

Kort voor de zomer is voor de derde keer een rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) verschenen over de witwasaanpak in Nederland. Voor de derde keer constateert de ARK dat de verantwoordelijke ministeries van Financiën en Justitie en Veiligheid niet kunnen aangeven op welke wijze zij de efficiency en effectiviteit van de witwasaanpak beoordelen, en daartoe ook geen enkele poging hebben ondernomen. Dat is natuurlijk wel schrijnend als we de hoge kosten zien die de Nederlandse banken tegenwoordig moeten maken in hun poortwachtersrol van deze witwasaanpak. Die kosten komen jaarlijks boven de €1 miljard uit aan personele en materiële kosten. En inmiddels klagen veel klanten over de onvriendelijkheid waarmee zij door de banken worden bejegend. We weten niet hoeveel geld er in Nederland wordt witgewassen. Er bestaat een schatting van €16 miljard, maar heel betrouwbaar is die niet. Er wordt via de witwasaanpak-keten uiteindelijk weinig crimineel geld echt ontnomen. Misschien maar één procent van die €16 miljard.

Als dat percentage zo laag is, lijkt de witwasaanpak totaal ongeschikt als systeemonderdeel van de criminaliteitsbestrijding in Nederland. Geen crimineel schrikt ervan als van zijn crimineel geld 1% verloren gaat bij het witwassen. In dat licht bezien is het een enorme systeemfout om de witwasaanpak als een eigenstandig systeem te beschouwen om het financieel stelsel zuiver te houden. Dit pleit ervoor dat de overheid beter zicht krijgt en geeft op de kosten en baten van de witwasaanpak, en van daaruit deze kennis inbrengt in het integrale systeem van criminaliteitsbestrijding. Dan zijn er wellicht veel effectievere methoden denkbaar om de criminaliteit terug te dringen.

Op de Artikelen pagina onderwerp ik de witwasaanpak aan de door mij bedachte “koala-test”. Ik nodig graag uit om daar verder te lezen.

De organisatie van de rijksoverheid voldoet niet meer

Weliswaar ben ik sinds kort AOW-gerechtigd en formeel geen ambtenaar meer, maar zowel in mijn hart als in mijn dagelijks werk ben ik nog voluit verbonden aan de rijksdienst waarin ik zo lang heb mogen werken. Het doet me dan ook pijn om te constateren dat de slagkracht van de rijksoverheid op dit moment zo gering is. Het rijk zeult zich van crisis naar crisis: de woningnood, de ammoniakcrisis, de congestie op het elektriciteitsnet, de belasting op vermogen, de kinderopvangtoeslag en ga zo maar door. We noemen het crises, maar eigenlijk zijn het geen crises. Elk van deze problemen is een gevolg van achterstallig onderhoud en wegkijken van de problemen zolang er nog bij weg te kijken valt. De rijksoverheid functioneert dus niet goed meer en daar zijn diverse oorzaken voor aan te wijzen. Een daarvan is dat het organisatiemodel van het rijk niet (meer) deugt. Voor mij werd dat nog eens extra scherp toen ik besefte dat vrijwel alle managers binnen de rijksdienst overbelast zijn. Ze moeten heel hard werken en komen niet toe aan vooruit kijken. Het organisatiemodel is ook niet meer van deze tijd, met zijn verkokering en zijn hiërarchische structuur. Dat is ook niet zo vreemd. Elke organisatiedeskundige weet hoe belangrijk het is dat een organisatie mee verandert met alle veranderingen in de omgeving. Het huidige departementale model bestaat nu al sinds mensenheugenis. Het is dus de hoogste tijd om dit model radicaal op de schop te nemen.

Lees vooral mijn stuk hierover op de Artikelenpagina!

De mens is een heel goed ontworpen zoogdier

Al een tijd wil ik een blog schrijven over de manier waarop wij mensen met varkens omgaan. Intelligente dieren die in onze bio-industrie zonder noemenswaardige bewegingsruimte  met duizenden tegelijk gevangen worden gehouden. Daarom ben ik me gaan verdiepen in wat wij weten over intelligentie van dieren, en welke dieren het intelligentst zijn. Dat deed ik vanuit de hoop dat als we meer begrip hebben voor de intelligentie van dieren, we er ook meer respect voor op kunnen brengen en ze beter zullen behandelen. Honden vinden we slim en trouw, en in de Westerse landen eten we die daarom ook niet.  Dolfijnen zijn erkend intelligent, die eten we ook niet (hoewel er mensen zijn die zeggen dat het heerlijk mals vlees is).

Ik dacht er natuurlijk te simpel over. Want intelligentie van dieren laat zich slecht vergelijken met intelligentie van mensen, en voor dieren onderling is het ook niet goed mogelijk. Intelligentie sluit aan bij het gehele ontwerp van het dier, inclusief diens zintuigen. Wij mensen zijn visueel ingesteld als het om herkenning van soortgenoten gaat. Maar sommige dieren gaan veel meer op geuren af. Die dieren moet je dan niet aan een spiegeltest onderwerpen als je hun zelfbewustzijn wil meten. Ondertussen weten we wel steeds meer van cognitieve vermogens van dieren. Dieren die een eigen taal hebben, elkaar namen kunnen geven, vooruit kunnen denken, gereedschap kunnen hanteren, hun geheugen kunnen inzetten, puzzeltjes kunnen oplossen, allemaal dingen waar wij mensen ons over kunnen verbazen, maar het zijn ook allemaal weer mensachtige metingen. Hoe schapen gedrag van een kudde kunnen herkennen, spreeuwen in enorme groepen kunnen vliegen, dolfijnen hun intelligentie trainen, vleermuizen hun echosignalen trainen, daarvan hebben wij mensen geen weet en dat kunnen we ook niet met onze eigen intelligentie vergelijken.

Voor zover een rangorde aan de cognitieve vermogens van dieren valt toe te kennen scoren varkens steeds hoog. Het zijn niet alleen sociale dieren naar elkaar toe, ze kunnen slim andere varkens ook bewust misleiden om daarmee hun eten te beschermen. Ze kunnen ook puzzeltjes maken die wij driejarige kinderen laten doen. Ze zijn dus heel slim, ze hebben alleen hun ontwerp niet mee. Het zoogdier mens heeft een veel handiger ontwerp. En waar het in de natuur gaat om eten of gegeten worden zijn wij dus enorm in het voordeel ten opzichte van het varken. Maar betekent dat dat wij onze eigen intelligentie enorm op een voetstuk moeten plaatsen, en die van andere zoogdieren volledig moeten negeren? Dat lijkt me niet, maar zo is het wel. Een varken dat moet leven op 0,8 vierkante meter, of 1,0 als de boer een “één beter leven ster” heeft, en wiens welzijn wordt afgemeten aan zijn verveling, kan zijn intelligentie natuurlijk nooit gebruiken of verder ontwikkelen. Bijten in een ketting, of wroeten in een hoopje stro, daar wordt geen dier slimmer van.

Kortom, wij mensen gaan vrij beestachtig met onze collega zoogdieren om. Onze intelligentie zou ons moeten ingeven meer respect voor het dierenrijk te tonen. En dat betekent natuurlijk ook nadenken of we nog wel  vlees willen eten, en/of de bio-industrie willen handhaven. Gun het varken in elk geval een intelligenter leven!

Laten we een nieuwe honderd procent duurzame stad bouwen!

Het huidige kabinet wil het komende decennium 100.000 nieuwe woningen per jaar laten bouwen. Niet iedereen lijkt te beseffen dat zo’n bouwopgave niet alleen komt. Er moeten ook winkels bij, scholen en zorgcentra, kantoren en andere werkmogelijkheden; de benodigde infrastructuur moet worden aangelegd. Want 100.000 woningen leveren misschien wel 250.000 bijbehorende bewoners. Al die nieuwe woningen kunnen we natuurlijk inbreien en aanbreien bij alles wat er al is. Dan doen we niets nieuws of vernieuwends. We zouden ook de bouwopgave kunnen omzetten in een kans om een heel nieuwe stad te bouwen die voldoet aan alle eisen van deze eeuw, planeetvriendelijk en dus honderd procent duurzaam. Dat zou echt een enorme kans zijn op een ontdekkingstocht naar het nieuwe wonen en werken in de 21e eeuw. Het zou ook een iconische stad worden, de eerste in Europa, waarmee Nederland kan laten zien dat we geen middelmatig land zijn geworden.

Ik schrijf het allemaal op met een flinke dosis scepsis. Het huidige politiek-bestuurlijke klimaat lijkt niet in staat om energiek en creatief te bouwen aan de toekomst van Nederland. Het lukt niet eens om een stikstofprobleem adequaat op te lossen! Ook van het Nederlandse bedrijfsleven gaat eerder behoudzucht uit dan toekomstgerichte ondernemingszin. Maar wat zou het mooi zijn als deze duurzame stad een regionaal thema zou worden bij de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen. Ergens in de oostelijke helft van Nederland, waar klimaatadaptief bouwen het eenvoudigst is.

Op de Artikelenpagina werk ik het thema nog wat verder uit.

Het Nederlandse drugsbeleid is failliet

Er is een enorme kloof ontstaan tussen de bestuurlijk gewenste situatie rond drugsgebruik in Nederland en de werkelijkheid. Gebruik van xtc, andere synthetische drugs en ook cocaïne is verboden, maar op heel veel feestjes en festivals is alcohol echt niet de enige drug die gretig wordt gebruikt. De handel in veel van deze drugs is illegaal, en de criminele circuits die zich bezig houden met productie en verkoop verdienen hier miljarden aan. De politiek probeert de gebruiker aan te spreken op het instandhouden van deze criminaliteit, maar de gebruiker meent vooral dat de politiek de aansluiting met de realiteit kwijt is en zelf verantwoordelijk is, door legalisering uit te sluiten. Daarmee staan alle seinen op rood. Het gebruik van drugs kan niet worden beheerst, en de criminaliteit heeft een schaal bereikt die bedreigend is voor de maatschappelijke stabiliteit. Het WODC heeft samen met de Universiteit van Tilburg afgelopen zomer in een uitvoerig onderzoek ook geconstateerd dat er geen positief effect van het huidige beleid valt waar te nemen. Beter beleid accepteert een aantal ervaringsfeiten: 1) een gebruiksverbod creëert criminaliteit; 2) een verbod maakt een maatschappelijke dialoog over beheersbaar gebruik onmogelijk; 3) beleidsinconsistenties (gedogen, alcohol buiten de discussie houden) tasten het maatschappelijk draagvlak aan; 4) legaliseren betekent niet stimuleren; 5) bij legalisering kunnen accijnzen bijdragen aan het beheersbaar houden van gebruik en middelen verschaffen voor betere handhaving. Het WODC heeft mogen onderzoeken dat het huidige beleid niet werkt. Het is buitengewoon urgent dat er een onderzoek gedaan wordt naar evidence based beleid dat wel werkt. En dat het nieuwe kabinet een dergelijk beleid omarmt, en de realiteit van de bovengenoemd kloof en de ondermijnende dreiging van de drugscriminaliteit accepteert. Op de Artikelenpagina staat een uitvoeriger analyse.

Een lange-termijn pandemiebeleid?

Twee jaar geleden kwamen de eerste signalen omtrent het Coronavirus. In razend tempo heeft het virus tot een mondiale pandemie geleid en inmiddels hebben we daar veel van geleerd. Bijvoorbeeld dat we erg slecht waren voorbereid op een toch allang bekend risico, niet alleen de overheid en de zorgsector, maar ook het bedrijfsleven en het onderwijs. En ook dat het gedrag van burgers zich nog niet zo gemakkelijk laat beheersen, dat het kabinet te veel stuurde op eigendunk, ongefundeerd optimisme en op het data-, analyse- en ramingenmonopolie van het RIVM. Dat dit leidde tot inconsistent en onvoorspelbaar beleid met een slechte communicatie en een gebrekkig contact met flinke delen van de samenleving, Dat de zorgsector zich moeilijk centraal liet aansturen. Dat nu en in de nabije toekomst te weinig mensen zijn gevaccineerd in binnen- en buitenland om snel van de pandemie af te komen, zodat er nieuwe golven zullen komen, misschien ook weer met nieuwe varianten. Nu we dat allemaal hebben geleerd kunnen we nadenken over een meer duurzaam pandemiebeleid. Daar wordt ook veel om gevraagd: “Wat is het lange-termijn perspectief?”

Volgens mij hebben we dankzij de bovenstaande lessen een aantal belangrijke ingrediënten voor het vervolg van het pandemiebeleid wel te pakken. Het excuus dat het allemaal nieuw is kunnen we na twee jaar toch ook echt niet meer gebruiken. Duurzaam beleid moet zich allereerst richten op beter management. Zonder dat is het kansloos om te rekenen op aangepast gedrag van alle delen van de samenleving. Meer data delen, de wetenschappelijke inzichten verbreden, de zorgcapaciteit verruimen en meer centraal aansturen, het beleid ten aanzien van de volgende golven consistent en volstrekt voorspelbaar maken, met een adequaat oog op de noden en kwetsbaarheden in de samenleving, de communicatie meer richten op alle delen van de bevolking en intensief proberen de vaccinatiegraad te verhogen door een maximale verleidings- en overtuigingsstrategie (zie ook mijn eerdere blog hierover). En verder ook de andere sectoren van de maatschappij (bedrijfsleven en onderwijs) wijzen op de eigen verantwoordelijkheid om op gepaste wijze met de effecten van een pandemie om te gaan en daarop voorbereid te zijn, en niet alles van de overheid te verwachten. Wordt vervolgd op de Artikelenpagina.

Het onomkeerbare politieke besluit tot de monetaire unie in Europa

Dertig jaar geleden nam de Europese Raad in Maastricht het besluit om de Economische en Monetaire Unie in drie fasen te realiseren. Er was een jaar lang onder Luxemburgs, en vervolgens Nederlands voorzitterschap, onderhandeld over de benodigde Verdragswijzigingen. Nederland heeft daarin strenge criteria ingebracht voor mogelijke deelname aan de gemeenschappelijke munt, waaronder de maximale tekortnorm van 3% en de maximale staatsschuldnorm van 60% BBP. Volgens sommige economen konden die belachelijke criteria alleen bedacht zijn door een eerstejaars econoom. Maar tot de dag van vandaag geven ze aan dat de EMU een serieuze zaak is, waarvan de deelname ook plichten met zich meebrengt. Is de EMU-architectuur die in het Verdrag is neergelegd tegen de tand des tijds bestand? Het is af en toe best spannend geweest de afgelopen decennia. Het zou ook raar zijn om te denken dat je niets aan die architectuur zou mogen veranderen. Vandaag de dag leven er in de EU grote maatschappelijke uitdagingen waar ook budgettair-economische ruimte voor gezocht moet worden, in een heel andere monetaire context dan destijds. Misschien lever ik daar nog eens wat gedachten over. Nu vertel ik wat anekdotes over die laatste onderhandelingen in Maastricht op de Artikelenpagina.

Kunnen we ook zonder dwang de vaccinatiegraad verhogen?

Ik had mij voorgenomen niet meer over Corona te zullen schrijven. Dat doet de hele wereld al. De kranten staan er iedere dag weer vol mee. Ik heb het ook bijna een jaar volgehouden, ook in de hoop dat het hele probleem weer zou verdwijnen. Maar daar lijkt het op dit moment niet op. Het percentage gevaccineerden is nog te laag, en nieuwe varianten helpen ook niet. Voorspellingen van het voorjaar 2020 dat het nog wel jaren kon duren voordat met golf na golf langzaam maar zeker de pandemie zou wegzakken blijken realistischer dan we toen dachten. En dus delen we met elkaar een enorm chagrijn over deze pandemie en over alle beperkingen die deze met zich meebrengt. Ondertussen worden we strenger en bestraffender tegenover de mensen die zich om uiteenlopende redenen niet hebben laten vaccineren. Er wordt in veel landen al gesproken over een vaccinatieplicht, en over toegang  tot allerlei bezigheden via 2G, dus met uitsluiting van de niet-gevaccineerden.

Dat soort maatregelen vergroot natuurlijk het verdriet en het verzet in de samenleving. En de zorg daarover spoorde mij aan om eens na te denken of er niet andere mogelijkheden zijn om de vaccinatiegraad te verhogen. Die zijn best te verzinnen, of eigenlijk met veel ideeën van anderen uit de stortvloed van artikelen op een rijtje te zetten.

  • Het begint er natuurlijk mee om de niet-gevaccineerde als mens serieus te nemen. Zeker, deze heeft vooralsnog een andere keuze gemaakt dan een gevaccineerde, maar is daarmee niet minder mens geworden en ook niet a priori een ondeugd. Het is inmiddels op diverse plekken aangetoond dat de poging om in verbinding te komen met de niet-gevaccineerden als resultaat heeft dat sommigen alsnog hun keuze herzien. Het zou helpen om gemeenten de financiële middelen te verschaffen om veel mensen de wijken in te sturen om het goede gesprek aan te gaan en te helpen om allerlei misverstanden rond vaccineren te ontzenuwen.
  • De lage vaccinatiegraad creëert wel een zo groot maatschappelijk probleem dat je zou verwachten dat alle communicatiemiddelen worden ingezet om niet-gevaccineerden op een ander spoor te krijgen. Maar ik heb nog geen billboard of bushokjesreclame gezien die in allerlei gangbare talen mensen aanmoedigt om zich te laten vaccineren. Met een verwijzing naar een informatieve website, waarin rustig alle gezondheids- en maatschappelijke voordelen worden verteld en ook een mooi overzicht wordt gegeven van alle komplottheorieën, met de mogelijkheid daar nog nieuwe aan toe te voegen. Het is toch raar dat zo’n campagne niet allang is ingezet?
  • Het is duidelijk dat het huidige 3G beleid voor toegang niet erg veilig is. Gevaccineerden kunnen toch besmet en besmettelijk zijn, en dat kan rampzalig uitpakken voor degenen die niet-gevaccineerd zijn en toegang hebben verkregen door zich te laten testen. 2G, dus alleen toegang voor gevaccineerden, voorkomt dat probleem, maar wel door uitsluiting van alle niet-gevaccineerden. Maatschappelijk zou het een oplossing kunnen zijn om als alternatief sommige locaties, bijvoorbeeld horecagelegenheden, de gelegenheid te bieden een 1G toegang te hanteren, dus toegang voor mensen met een actueel testresultaat, of je nu gevaccineerd bent of niet. Er zijn vast wel cafébazen te vinden, die ook niet veel ophebben met vaccinaties, die voor zo’n 1G oplossing willen kiezen. Dat verkleint de uitsluiting, en verkleint ook de beleving van slachtofferschap bij de niet-gevaccineerden.
  • In andere landen is inmiddels aangetoond dat het geven van een beloning ook enorm helpt om mensen tot de keuze te brengen voor vaccinatie. Bijvoorbeeld zou elke 40plusser die nog niet gevaccineerd is 25 euro kunnen krijgen voor de eerste prik, en 75 euro voor de tweede. Is dat oneerlijk ten opzicht van de mensen die allang gevaccineerd zijn? Nee, voor hun was de veiligheid van hun gezondheid die ze daarmee kregen al een voldoende beloning.
  • Tenslotte helpt het natuurlijk ook om alle jongeren van 9 jaar en ouder een prik aan te bieden. Het helpt bij het totale percentage van de vaccinatiegraad, en het pakt ook een aanzienlijke besmettingsfabricage aan.

Eerlijk gezegd, heel lang heb ik hier niet over na hoeven denken, en het is toch best een aardig lijstje geworden. Er is dus vast ook nog wel meer te verzinnen. En het mooie is, je kunt als overheid dit ook gewoon gaan doen. Morgen al, bij wijze van spreken.

Een melk- of vleeskoe is niet duurzaam

Een paar weken geleden werd ons in een grote advertentie van Albert Heijn medegedeeld dat in het kader van de verduurzaming van AH in de winkel puur Nederlands rundvlees zou worden aangeboden. Eén en al verpakt in een boodschap van aandacht voor het klimaat en het redden van de planeet. Ik wist niet of ik er boos of verdrietig om moest worden. Eigenlijk allebei. Dat word ik ook van heel veel zuivelverpakkingen, bijvoorbeeld van Campina. Bol van de kreten over planeetvriendelijkheid, de fijne natuur en de enorme duurzaamheid. Albert Heijn is afgelopen zomer al op de vingers getikt door de Reclame Code Commissie vanwege de bewering dat hun melk klimaatneutraal zou zijn. Terwijl één ding glashelder is: de producten van een koe zijn niet duurzaam. Uit elke studie over de planetaire grenzen komt naar voren dat de zuivel- en rundvleesproductie een grote ecologische footprint heeft. Omdat het heel veel landgebruik kost (vooral buiten Nederland waar veel veevoer geproduceerd wordt), heel veel watergebruik, veel broeikasgassen oplevert, veel ammoniak uitstoot en de bodembalans verstoort. De biodiversiteit is er het slachtoffer van.

Albert Heijn en Campina en andere vlees- en zuivelverkopers weten dat natuurlijk ook wel. Waarom proberen ze de Nederlandse burgers dan voor te spiegelen dat er wel duurzaam koeien gehouden kunnen worden? Van Campina is dat misschien nog te begrijpen. Campina is eigenlijk een soort Shell. Ze zijn groot in een product waarvan helder is dat de productie ervan moet krimpen. Als je dan toch blijft hangen in de oude wereld probeer je die nog zo leuk mogelijk te verkopen. Maar Albert Heijn verkoopt ook best veel vervangende producten.

Wat is nu het effect van het op deze manier om de tuin leiden van de Nederlandse burger als het om duurzaamheid gaat? De uitstraling van de boodschap is dat de burger vrolijk door kan consumeren met zuivel en vlees, want dat de bedrijven wel voor de duurzaamheid zullen zorgen. Terwijl iedereen die zich met duurzaamheid bezig houdt juist beklemtoont dat het consumptiegedrag zelf moet veranderen, en dat we minder moeten consumeren van die producten waarvan het beslag op de planeet te groot is. Zoals  rood vlees.  Het is daarom ook onvermijdelijk dat die boodschap uiteindelijk wel bij de consument belandt. Ook de Nederlandse overheid aarzelt nog bij het afgeven van deze boodschap, en heeft laatst de oproep tot minder vlees eten nog laten schrappen uit een bewustzijnscampagne omtrent de klimaatcrisis, maar het zal toch moeten.

Het veranderen van consumptiepatronen kost tijd. Je moet dus zo snel mogelijk beginnen met het uitzenden van de goede boodschappen en dat bij voorkeur op een empathische manier doen met veel nadruk op alternatieven. Hoe langer je wacht, hoe urgenter de verandering wordt en ook hoe dwingender, en dus ook hoe groter de maatschappelijke weerstand zal zijn die de verandering op zal roepen.  Albert Heijn en Campina en diverse andere partijen maken het de samenleving dus moeilijker om duurzaamheid te omarmen met hun nepverhalen over de zogenaamde duurzaamheid van hun koeien. Daar is Nederland niet mee geholpen, en de planeet ook niet.

De maatschappelijke systemen kampen met veel achterstallig onderhoud

Als je geen onderhoud pleegt, kom je vanzelf in een soort crisissituatie terecht. Op deze manier kun je ook naar het publieke domein kijken. Er is de afgelopen decennia heel weinig aandacht geweest voor het op kwaliteit houden van alle maatschappelijke systemen met een publiek belang. Dat heeft geleid tot veel achterstallig onderhoud. Verslechteringen zijn gebagatelliseerd of ontkend, of er is geprobeerd ze met halfslachtige maatregelen te keren. Nu zitten we ermee: een wooncrisis, een stikstofcrisis, een onderwijscrisis, en ga zo maar door. De lange termijn trends zijn onvoldoende onderkend; er zijn geen eerlijke scenario’s gemaakt over hoe ze zich in de toekomst zullen voortzetten. De rijksoverheid is hierin echt tekort geschoten, lijkt mij. Als je op zoek gaat naar het waarom stuit je al gauw op gebrekkige inzichten in de politiek, maar ook op de praktijk binnen de ministeries, waarbij alle aandacht uitgaat naar de korte termijn en de waan van de dag, en hooguit versnipperd eens wat verder vooruit gekeken en gedacht kan worden. Strategie-afdelingen bestaan niet, of leiden een bestaan dat los staat van de belangrijkste beleidsdirecties, of worden toch meegezogen in de korte termijn prioriteiten. Het begrotingsdenken overheerst, maar wat budgettaire impulsen aan maatschappelijk effect opleveren is zelden goed in beeld. De volgorde van denken en handelen is dus precies verkeerd om. Eerst moeten de lange termijn strategische vragen in beeld worden gebracht, daarna van een actieagenda voorzien en daar moeten de middelen voor bij elkaar worden gezocht. De korte termijn moet dus niet het langetermijndenken wegzuigen, maar het langetermijndenken volgen.

Er wordt dus te weinig aan visieontwikkeling gedaan, en aan het verwerven van inzicht over wat wel en niet werkt om de kwaliteit van de maatschappelijke systemen overeind te houden. Maar er is ook een ernstig gebrek aan sturingsmogelijkheden ontstaan. Kijk maar naar hoe het ministerie van OCW stuurt of niet stuurt op de kwaliteit van het onderwijs. Het rapport van de werkgroep 1 van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen laat dit schrijnend zien. Voor veel andere ministeries is hun sturingscapaciteit niet veel beter. LNV stuurt niet op de circulariteit van de landbouw, en lukt het niet om te sturen op het mest- en stikstofprobleem. VWS lukt het niet om te sturen op het zorgstelsel of heel concreet op het welbevinden van laagopgeleide Nederlanders. I&W lukt het niet om te sturen op het voorkomen van files. SZW lukt het niet om te sturen op de kwaliteit van flexwerk. Ook hier weer: ga zo maar door. Er is misschien een tijd gedacht dat de private sector de sturing van deze maatschappelijke systemen over zou kunnen nemen. Ik kan helaas geen enkel maatschappelijk systeem met een publiek belang vinden waar dat ook aantoonbaar gebeurt.

Achterstallig onderhoud kun je wegwerken. Dat moet zelfs, om nog erger te voorkomen. Dan is er dus wel veel te doen. Veel langjariger kijken, meer visie, en ook beter borgen dat de maatschappelijke systemen ook echt gestuurd kunnen worden als dat vanuit het publieke belang nodig is.

Op de Artikelenpagina werk ik dit thema verder uit.