Op 18 september jl. mocht ik meedoen met een sessie in Pakhuis De Zwijger over Governance for Society en de relatie tussen wetenschap en beleid. Het ging vooral over de economische wetenschap. Een leuk debat. Ik mocht een column voorlezen, die is terug te vinden op de Artikelenpagina. Wat mij vooral trof die avond is de armoede aan denkkracht rondom de Nederlandse politiek. Afke Groen, directeur van het wetenschappelijk bureau van D66, deed ook mee aan het debat. Zij vertelde dat zij het grootste wetenschappelijk bureau van alle politieke partijen leidt, en dan gaat het om 6,5 arbeidsplaatsen. Versnippering van politieke partijen leidt tot steeds kleinere bureaus. Vergeleken met bijvoorbeeld Duitsland is dat echt bizar weinig. En als je dat combineert met de minimale ondersteuning van de Tweede Kamer levert dat wel een heel droef beeld op. Natuurlijk bevatten de Haagse departementen heel veel denkkracht. Ik ervaar echter dat die of onbenut blijft, of ingezet wordt voor de verkeerde dingen, namelijk vooral voor heel veel incidenteel gedoe. En de academici op de universiteiten richten zich vooral op het produceren van internationale publicaties en zijn door hun interne organisatie ook bijna gedwongen om zich afzijdig te houden van het debat over de actualiteit van het openbaar bestuur in Nederland. Jasper H. van Dijk van de jonge denktank Het Instituut voor Publieke Economie mocht gisteren vertellen dat een denktank wel de vrijheid heeft om denkkracht te leveren voor de politieke gedachtevorming, maar dat we helaas een nauwelijks ontwikkelde denktank-cultuur hebben in Nederland. Dat spoort heel erg met de ervaringen van de denktank waar ik zelf in zit, DenkWerk. Wij hebben begin september een rapport uitgebracht waarin we een lange- termijnagenda voor het Nederlandse beleid proberen te schetsen “Nederland in beweging” , waarin we ook het enorme tekort aan slagkracht van de overheid constateren. We doen ook voorstellen om die te vergroten, onder meer door de denkkracht in de ondersteuning van het politieke bedrijf aanzienlijk te vergroten. In de ingewikkelde transities waar Nederland voor staat, en in de razendsnelle internationale ontwikkelingen, is dit cruciaal. De Tweede Kamer kan dit zelf ter hand nemen. En dat moet!
Het is echt nog onbekend wat een kleine kerncentrale kan, wat hij kost en wanneer hij beschikbaar is
Er wordt in veel Europese landen gesproken over de mogelijke inzet van kernenergie in het fossielvrije energiesysteem. De belangstelling van politici, vooral aan de rechterzijde van het politieke landschap is groot. En hoewel dat deel van het landschap zich vaak heel druk maakt over de inzet van het geld van de belastingbetaler, is dat bij kernenergie een stuk minder. Terwijl de opwekking van elektriciteit met kernenergie de enige opwekking is waar nog publiek geld bij moet. Vooral kleine modulaire kerncentrales (SMR, small modular reactor) hebben een grote aantrekkingskracht. In Nederland hebben diverse provinciale bestuurders al uitgesproken dat ze graag zo’n SMR zouden willen huisvesten in hun provincie. Er wordt ook veel voor gelobbyd, er wordt hard gewerkt aan ontwerpen, maar ze bestaan (buiten Rusland en China misschien) nog niet.
Op 20 juni jl. organiseerde de Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat van het Belgische parlement een hoorzitting over SMR’s, kleine modulaire kernreactoren. Uitgenodigd was een internationaal gezelschap bestaande uit Prof. Yves Bréchet, voormalig Hoog Commissaris voor Atoomenergie en lid van de Academie van Wetenschappen (Frankrijk), de heer Brent Wanner, hoofd Power Sector Unit, International Energy Agency, de heer Mycle Schneider, Project Coördinator World Nuclear Industry Status Report, de heer Navid Samandari, co-founder & CEO, Seaborg Technologies, en ondergetekende, als voormalig voorzitter van het Expertteam Energiesysteem 2050. De hoorzitting leverde een divers maar genuanceerd beeld op van de voor en tegens van kernenergie in het nieuwe fossielvrije energiesysteem. Maar over SMR’s was het beeld behoorlijk eenduidig: er wordt veel research naar gedaan, er bestaan veel PowerPoint ontwerpen, maar wat ze straks echt kunnen, wat ze straks gaan kosten en wanneer ze op de markt gaan komen, als ooit, is nog volledig onzeker. Er werd dan ook zorg uitgesproken over de discrepantie tussen deze grote onduidelijkheid en het positieve sentiment dat in sommige bestuurlijke kringen heerst omtrent de inzet van SMR’s. Alleen de heer Samandari was positiever. Zijn bedrijf ontwikkelt in Zuid-Korea een SMR concept op een schip. Mijn inbreng betrof ook vooral de ingewikkeldheid van de inpasbaarheid van zo iets onzekers in de energietransitie die voor het elektriciteitsdeel al in twaalf jaar zijn beslag moet krijgen. Mijn schriftelijke inbreng in de hoorzitting staat op de Artikelenpagina.
Voor mij was de hoorzitting ook leerzaam. Een paar dingen die me zijn bijgebleven: alle sprekers benadrukten dat je vooral kerncentrales die nog goed draaien niet moet sluiten. Een boodschap aan vooral België en Duitsland. Verder wordt er buiten China maar aan weinig kerncentrales echt gebouwd. Er is in veel landen ook niet veel kennis meer voorhanden. De afgelopen jaren is er aan zonvermogen vijftig tot honderd keer meer geïnstalleerd dan aan kernenergievermogen. Kernenergie lijkt de wedstrijd gewoon te hebben verloren. Over SMR’s worden de kostenverwachtingen steeds zorgelijker. De interesse van investeerders lijkt daarom ook alweer af te nemen. En tenslotte: de verbazing van de Belgische parlementariërs bij mijn uitleg dat de Nederlandse tenders voor wind op zee al enkele jaren zonder subsidie worden geplaatst.
De integrale staat bestaat niet
Paul Frissen heeft recent een boek geschreven met als titel ‘De integrale staat’. Die titel is gekozen omdat hij in beleidstukken heel vaak de roep om integraal beleid tegen komt. Het pleidooi voor Integraal beleid suggereert volgens Frissen dan ook een integrale staat als uitgangspunt. Een heel boek lang betoogt Frissen dat die integrale staat niet bestaat. Hij probeert ook te illustreren dat beleidsmakers een veel te grote broek aantrekken en hopeloze ambities nastreven. De staat moet niet vooruit willen, de staat moet de pluriforme belangen in de samenleving beschermen.
Nu kan het woord integraal wellicht verkeerd gekozen zijn. Ik heb het zelf ongetwijfeld ook veel gebruikt. Maar de bedoeling van dat woord van vrijwel al zijn gebruikers is niet om de integrale staat tevoorschijn te toveren, maar om te beklemtonen dat je breder moet kijken dan een nauw afgezonderd beleidsterrein of beleidsdoel. Integraal probeert het kleine iets groter te maken, niet om het tot een totalitair geheel te smeden. Frissen maakt een karikatuur van de zoektocht naar een effectiever overheidsbeleid. Een even grote karikatuur maakt hij van het transitie-denken. Dat er mensen zijn die menen dat de overheid zich bezig moet houden met zaken als de energietransitie of de voedseltransitie is een grote fout. De overheid moet niet proberen richting te geven aan de samenleving, want dat kan toch niet en miskent de ‘fundamentele voorlopigheid van kennis’. Aldus Frissen. Het is dus een heel negatief boek. En dat is weinig behulpzaam voor al die mensen die met de beste intenties werken aan een iets beter openbaar bestuur, en aan het voorkomen van allerlei rampen door wel op tijd kennis in te zetten om de wereld vooruit te helpen. Jammer om het zo op te schrijven. Jammer om het te lezen.
Op de artikelenpagina geef ik een uitgebreidere reflectie.
De media trekken de democratie uit het lood, wat te doen?
In extreemrechtse kring heerst vaak de klacht dat de traditionele media zo links zijn. en hun waarheid niet willen verkondigen. De werkelijkheid is een andere. Bijna overal zijn de massamedia, traditioneel of online, in handen van autocraten of mensen met heel veel geld. En daarmee domineert vandaag de dag een conservatieve, populistische of antidemocratische focus in het wereldbeeld dat de media over de burgers uitstorten. Het is een niet te onderschatten gevaar dat daarmee langzaam maar zeker onze democratie uit het lood geslagen wordt. Als de media een onwaarachtig beeld van de werkelijkheid neerzetten, de burger angst aanjagen met niet-bestaande bedreigingen en de werkelijke uitdagingen van deze tijd bagatelliseren, kan een goede afweging van normen en waarden, en een eerlijke balans tussen maatschappelijke belangen niet meer plaatsvinden. In Amerika zien we hoe diverse media de leugen van Trump dat hem zijn verkiezingsoverwinning is ontstolen tegen beter weten in breed ondersteunen, Maar ook in Nederland zien we een steeds grotere media-invloed op hoe mensen tegen de wereld aankijken, en hoe dit ook het politieke functioneren beïnvloedt. In andere delen van de wereld zijn de autocraten in opmars. Ook zij doen pogingen het wereldbeeld van hun burgers te kneden, maar ook ons wereldbeeld!
Als we in deze wereld onze kwetsbare democratie, de kwetsbare kwaliteit van onze samenleving willen beschermen, zullen we moeten ingrijpen in het functioneren van de media. Vooral progressieve organisaties en partijen moeten beseffen dat zij door de media tot verliezende partij worden gemaakt. Het meest voor de hand ligt steun voor goede journalistiek, en een verbod voor de eigenaar om zich met de inhoud van zijn medium te bemoeien. Maar misschien zijn er nog andere mogelijkheden?
Op de Artikelen pagina werk ik dit thema iets verder uit.
De voedingsbodem voor fraude is te groot
Fout gedrag kun je achteraf corrigeren, maar je kunt ook een omgeving creëren die goed gedrag aanmoedigt. Zo kun je mensen die te hard rijden een flinke boete geven, maar je kunt ook werken aan een veilige verkeersomgeving. Je kunt mensen die frauderen hard aanpakken, maar je kunt ook de samenleving zo laten functioneren dat mensen daar graag hun steentje aan bijdragen. De kwaliteit van de samenleving creëert dus een voedingsbodem voor goed gedrag, maar gebrek aan kwaliteit creëert een voedingsbodem voor fraude. Belangrijk is het gedrag van de overheid. Een overheid die zelf de wet overtreedt, de wet- en regelgeving onbegrijpelijk maakt en de publieke diensten laat versloffen creëert de verkeerde voedingsbodem. De huidige situatie in Nederland laat helaas zo’n overheid zien.
Op de Artikelen pagina werk ik dit thema wat verder uit.
Over de kloof tussen de bedoeling en de werkelijkheid in de sociale zekerheid
Als ik terugkijk op mijn periode bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voel ik een emotie alsof ik kijk naar een kloof. Maar heel goed duiden welke kloof dat precies is zou ik niet kunnen, want als ik er over nadenk dan zijn er zoveel. De kloof tussen mee kunnen doen en niet mee kunnen doen op de arbeidsmarkt. De kloof tussen vermeende zelfredzaamheid en het beperkte doe-vermogen. De kloof tussen hoogopgeleiden en praktisch opgeleiden. De kloof tussen werk waar je gezond van wordt en werk waar je kapot van gaat. De kloof tussen politieke oordelen en wetenschappelijke inzichten. De kloof tussen beleid en uitvoering. Tussen vertrouwen en wantrouwen. Tussen systeemdenken en mensgericht denken. Tussen de uitvoerend ambtenaar en de langdurig werkloze. Tussen het aantal gezonde levensjaren en de AOW-leeftijd. Tussen een leven van rondkomen en een wereld van schulden. De kloof tussen alle organisaties die zich met de sociale zekerheid bezighouden. Ik heb er vast nog een paar vergeten. Ik heb ze allemaal langs zien komen. En ik heb steeds gemerkt hoe lastig het is om de bedoeling van het beleid van sociale zekerheid te realiseren om de kloof te overbruggen, of in elk geval de afstand tussen beide zijden van de kloof te verkleinen, minder pijnlijk te maken.
Met deze passage begint de tekst “Mind the gap” op de Artikelenpagina. Lees daar verder!
De ammoniakuitstoot moet echt omlaag, en snel! Waar blijven de maatregelen?
Falend beleid van de afgelopen decennia heeft Nederland gebracht waar we nu zijn. Nederland voldoet niet aan Europese richtlijnen voor natuurbehoud. De natuur kwijnt op veel plekken weg. Een te grote ammoniakuitstoot van de veeteeltsector is één van de grote boosdoeners. Die veeteeltsector is de afgelopen decennia steeds grootschaliger geworden, steeds intensiever, en grotendeels afhankelijk van de import van veevoer en de export van de eindproducten. Het is zeker geen circulaire landbouw, hoewel dat het politieke streven heet te zijn. Voor de boeren is het een weinig winstgevend bestaan, zonder (Europese) subsidies zouden ze het hoofd niet boven water kunnen houden, degene die nog veel verdienen zijn de veevoederindustrie en een aantal grote exporteurs. Nu het kabinet heeft aangekondigd dat de ammoniakuitstoot echt naar beneden gebracht moet worden is de sector heel boos. De boeren zitten hoog in de emotie, maar betrekkelijk laag in hun argumentatie. Dat ze boos zijn op decennialange beleidsonzekerheid is goed te begrijpen. Dat die boosheid stevig wordt uitgespeeld ook; het levert bijna altijd op dat beleid wordt uitgesteld of aanzienlijk versoepeld, zodat de sector verder kan intensiveren. Maar het kabinet staat sinds mei 2019 met de rug tegen de muur, toen de Raad van State uitsprak dat het stikstofbeleid van het kabinet niet deugde en dat daarom vergunningen niet op basis van dat beleid mochten worden uitgegeven. Sindsdien verliezen de decentrale overheden de ene rechtszaak na de andere en zit Nederland op slot. De bouw- en industriesector kunnen nauwelijks meer vooruit. Hun schade bedraagt inmiddels tientallen miljarden euro.
Uitkoop van piekbelasters rond Natura2000 gebieden, is de korte-termijn oplossing die Remkes bood na afloop van zijn recente pacificatietraject. Dat levert helaas op de korte-termijn een heel onzeker resultaat op. De laatste jaren is vrijwillige uitkoop weinig succesvol geweest. Verplichte uitkoop, of het intrekken van natuurvergunningen gaat vele jaren duren. Ook het kabinet zelf heeft geen korte-termijn resultaten in het vizier, en voor de langere termijn trouwens ook niet. Eerst mogen de provincies gaan nadenken, het liefst pas na de Provinciale Statenverkiezingen van maart komend jaar. Met als gevolg dat Nederland op slot blijft. Zowel maatschappelijk als economisch is dat onbegrijpelijk. Het politieke debat zou zich volledig moeten richten op een maatregelenpakket dat zekerheid biedt, op de korte- als middellange termijn, van reductie van de ammoniakuitstoot. Bij voorkeur op zo’n manier dat er voor de individuele boer ook nog iets zelf te kiezen valt. Bijvoorbeeld voor extensivering en biologische landbouw. Dat geeft duidelijkheid aan de agrarische sector, en lucht aan de rest van Nederland. Waarom is zo’n pakket er nog niet? Waarom gaat het politieke debat hier ook niet over?
Op de pagina Artikelen probeer ik een checklist te ontwerpen waarmee aan een effectief maatregelenpakket kan worden gewerkt. Zo rationeel mogelijk. Dat neemt de emoties bij de boeren natuurlijk niet weg. Maar van het bestuur mag worden verwacht dat emoties serieus genomen worden, maar niet leidend zijn, en dat sectorbelangen worden afgewogen, hoe pijnlijk ook, tegen alle andere belangen.
De onbekende onbalans tussen kosten en baten van de Nederlandse witwas-aanpak
Kort voor de zomer is voor de derde keer een rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) verschenen over de witwasaanpak in Nederland. Voor de derde keer constateert de ARK dat de verantwoordelijke ministeries van Financiën en Justitie en Veiligheid niet kunnen aangeven op welke wijze zij de efficiency en effectiviteit van de witwasaanpak beoordelen, en daartoe ook geen enkele poging hebben ondernomen. Dat is natuurlijk wel schrijnend als we de hoge kosten zien die de Nederlandse banken tegenwoordig moeten maken in hun poortwachtersrol van deze witwasaanpak. Die kosten komen jaarlijks boven de €1 miljard uit aan personele en materiële kosten. En inmiddels klagen veel klanten over de onvriendelijkheid waarmee zij door de banken worden bejegend. We weten niet hoeveel geld er in Nederland wordt witgewassen. Er bestaat een schatting van €16 miljard, maar heel betrouwbaar is die niet. Er wordt via de witwasaanpak-keten uiteindelijk weinig crimineel geld echt ontnomen. Misschien maar één procent van die €16 miljard.
Als dat percentage zo laag is, lijkt de witwasaanpak totaal ongeschikt als systeemonderdeel van de criminaliteitsbestrijding in Nederland. Geen crimineel schrikt ervan als van zijn crimineel geld 1% verloren gaat bij het witwassen. In dat licht bezien is het een enorme systeemfout om de witwasaanpak als een eigenstandig systeem te beschouwen om het financieel stelsel zuiver te houden. Dit pleit ervoor dat de overheid beter zicht krijgt en geeft op de kosten en baten van de witwasaanpak, en van daaruit deze kennis inbrengt in het integrale systeem van criminaliteitsbestrijding. Dan zijn er wellicht veel effectievere methoden denkbaar om de criminaliteit terug te dringen.
Op de Artikelen pagina onderwerp ik de witwasaanpak aan de door mij bedachte “koala-test”. Ik nodig graag uit om daar verder te lezen.
De organisatie van de rijksoverheid voldoet niet meer
Weliswaar ben ik sinds kort AOW-gerechtigd en formeel geen ambtenaar meer, maar zowel in mijn hart als in mijn dagelijks werk ben ik nog voluit verbonden aan de rijksdienst waarin ik zo lang heb mogen werken. Het doet me dan ook pijn om te constateren dat de slagkracht van de rijksoverheid op dit moment zo gering is. Het rijk zeult zich van crisis naar crisis: de woningnood, de ammoniakcrisis, de congestie op het elektriciteitsnet, de belasting op vermogen, de kinderopvangtoeslag en ga zo maar door. We noemen het crises, maar eigenlijk zijn het geen crises. Elk van deze problemen is een gevolg van achterstallig onderhoud en wegkijken van de problemen zolang er nog bij weg te kijken valt. De rijksoverheid functioneert dus niet goed meer en daar zijn diverse oorzaken voor aan te wijzen. Een daarvan is dat het organisatiemodel van het rijk niet (meer) deugt. Voor mij werd dat nog eens extra scherp toen ik besefte dat vrijwel alle managers binnen de rijksdienst overbelast zijn. Ze moeten heel hard werken en komen niet toe aan vooruit kijken. Het organisatiemodel is ook niet meer van deze tijd, met zijn verkokering en zijn hiërarchische structuur. Dat is ook niet zo vreemd. Elke organisatiedeskundige weet hoe belangrijk het is dat een organisatie mee verandert met alle veranderingen in de omgeving. Het huidige departementale model bestaat nu al sinds mensenheugenis. Het is dus de hoogste tijd om dit model radicaal op de schop te nemen.
Lees vooral mijn stuk hierover op de Artikelenpagina!
De mens is een heel goed ontworpen zoogdier
Al een tijd wil ik een blog schrijven over de manier waarop wij mensen met varkens omgaan. Intelligente dieren die in onze bio-industrie zonder noemenswaardige bewegingsruimte met duizenden tegelijk gevangen worden gehouden. Daarom ben ik me gaan verdiepen in wat wij weten over intelligentie van dieren, en welke dieren het intelligentst zijn. Dat deed ik vanuit de hoop dat als we meer begrip hebben voor de intelligentie van dieren, we er ook meer respect voor op kunnen brengen en ze beter zullen behandelen. Honden vinden we slim en trouw, en in de Westerse landen eten we die daarom ook niet. Dolfijnen zijn erkend intelligent, die eten we ook niet (hoewel er mensen zijn die zeggen dat het heerlijk mals vlees is).
Ik dacht er natuurlijk te simpel over. Want intelligentie van dieren laat zich slecht vergelijken met intelligentie van mensen, en voor dieren onderling is het ook niet goed mogelijk. Intelligentie sluit aan bij het gehele ontwerp van het dier, inclusief diens zintuigen. Wij mensen zijn visueel ingesteld als het om herkenning van soortgenoten gaat. Maar sommige dieren gaan veel meer op geuren af. Die dieren moet je dan niet aan een spiegeltest onderwerpen als je hun zelfbewustzijn wil meten. Ondertussen weten we wel steeds meer van cognitieve vermogens van dieren. Dieren die een eigen taal hebben, elkaar namen kunnen geven, vooruit kunnen denken, gereedschap kunnen hanteren, hun geheugen kunnen inzetten, puzzeltjes kunnen oplossen, allemaal dingen waar wij mensen ons over kunnen verbazen, maar het zijn ook allemaal weer mensachtige metingen. Hoe schapen gedrag van een kudde kunnen herkennen, spreeuwen in enorme groepen kunnen vliegen, dolfijnen hun intelligentie trainen, vleermuizen hun echosignalen trainen, daarvan hebben wij mensen geen weet en dat kunnen we ook niet met onze eigen intelligentie vergelijken.
Voor zover een rangorde aan de cognitieve vermogens van dieren valt toe te kennen scoren varkens steeds hoog. Het zijn niet alleen sociale dieren naar elkaar toe, ze kunnen slim andere varkens ook bewust misleiden om daarmee hun eten te beschermen. Ze kunnen ook puzzeltjes maken die wij driejarige kinderen laten doen. Ze zijn dus heel slim, ze hebben alleen hun ontwerp niet mee. Het zoogdier mens heeft een veel handiger ontwerp. En waar het in de natuur gaat om eten of gegeten worden zijn wij dus enorm in het voordeel ten opzichte van het varken. Maar betekent dat dat wij onze eigen intelligentie enorm op een voetstuk moeten plaatsen, en die van andere zoogdieren volledig moeten negeren? Dat lijkt me niet, maar zo is het wel. Een varken dat moet leven op 0,8 vierkante meter, of 1,0 als de boer een “één beter leven ster” heeft, en wiens welzijn wordt afgemeten aan zijn verveling, kan zijn intelligentie natuurlijk nooit gebruiken of verder ontwikkelen. Bijten in een ketting, of wroeten in een hoopje stro, daar wordt geen dier slimmer van.
Kortom, wij mensen gaan vrij beestachtig met onze collega zoogdieren om. Onze intelligentie zou ons moeten ingeven meer respect voor het dierenrijk te tonen. En dat betekent natuurlijk ook nadenken of we nog wel vlees willen eten, en/of de bio-industrie willen handhaven. Gun het varken in elk geval een intelligenter leven!