De oude economie vecht harder dan de nieuwe (en de politiek is daar gevoelig voor..)

D

We zitten middenin een stevige transformatie van onze economie. Van onze hele samenleving eigenlijk. Het nieuwe digitale ecosysteem wordt steeds zichtbaarder en tastbaarder. We noemen het de vierde industriële revolutie. Ook experts zijn verbaasd over de snelheid van de huidige ontwikkelingen. Ja, een percentuele groei heeft een exponentieel karakter, en dat valt vooral op als de percentages hoog zijn. De komende twee jaar gaat alles weer sneller dan de afgelopen twee jaar.

De afgelopen jaren zijn veel zorgen geuit over de effecten van het nieuwe digitale tijdperk op de arbeidsmarkt. Gaan er veel banen verloren omdat ze worden overgenomen door computers en robots? Vanwege die zorgen is er ook hard op gestudeerd. De conclusie van de meeste van deze studies is: het baanverlies valt mee, reken op zo’n tien tot vijftien procent, maar heel veel banen gaan wel veranderen qua taakinhoud. In misschien wel driekwart van alle banen wordt een deel van de taken gedigitaliseerd, vooral de routinematige taken. Verder verloopt de economische ontwikkeling niet heel veel anders dan de afgelopen honderd jaar. Er verdwijnen ieder jaar banen, er verdwijnen langzaam maar zeker hele beroepen, en er komen elk jaar nieuwe banen bij, en ook weer nieuwe beroepen. 

De Nederlandse denktank DenkWerk, waar ik lid van mag zijn, heeft vorige maand een analyse gepresenteerd wat dit betekent voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Die analyse leverde twee belangrijke conclusies op. De eerste is dat er stevig geïnvesteerd moet worden in de digitale vaardigheden van heel veel Nederlanders. De tweede is dat door de verwachte daling van het arbeidsaanbod in het volgende decennium (dus in totaal minder mensen die kunnen of willen werken) er grote krapte dreigt te ontstaan voor de ‘nieuwe’ banen. Om de economie productief en concurrerend te houden moeten werkenden versneld uit ‘oude’ banen toegeleid worden naar ‘nieuwe’ banen. Bij- en omscholingstrajecten moeten daarvoor de ruimte creëren. Het is allemaal na te lezen op DenkWerk.online

Als het gaat om ‘oude’ banen en ‘nieuwe’ banen gaat het meestal ook om ‘oude’ bedrijven en ‘nieuwe’ bedrijven, ofwel gevestigde bedrijven tegenover de nieuwkomers. Het is natuurlijk niet te verwachten dat de gevestigde bedrijven vanzelf meewerken aan het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt voor de nieuwkomers. Integendeel, zij zullen zichzelf proberen te beschermen en daarvoor ook steun zoeken. Daarmee dreigt op twee manieren een ongelijke strijd te ontstaan. Nieuwe bedrijven gebruiken vaak de nieuwste digitale technieken. Op verzoek van de Stichting Toekomst der Techniek (STT) heeft de TU Delft vorig jaar geanalyseerd wat de stimulansen en belemmeringen zijn voor technologische doorbraken. Uit die studie bleek dat wet- en regelgeving vaak tot het langst een belemmering blijft. Nieuwe bedrijven hebben daar vaak mee te kampen. Het blijft vaak onduidelijk wat ze wel of niet kunnen en mogen uitvoeren aan nieuwe bedrijvigheid. Dat is de eerste ongelijke strijd met het gevestigde bedrijfsleven. De tweede is dat het gevestigde bedrijfsleven goed is georganiseerd en een goed netwerk heeft opgebouwd in de bestuurslagen. Hun belangen worden dankzij intensieve lobby goed voor het voetlicht gebracht. En vaak gepresenteerd als algemeen belang. Zij zorgen immers voor veel werkgelegenheid. Deels in de ‘oude’ banen, natuurlijk.

Het is voor de overheden een ingewikkelde uitdaging om deze strijd tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ op een vlak speelveld te laten plaatsvinden. Dat vraagt om een zekere distantie. Het vraagt ook om veel meer snelheid als het gaat om de wet- en regelgeving op het gebied van nieuwe technologie. Nieuwe software komt vaak in zogenaamde ‘sprints’ tot stand, korte heel intensieve periodes waarin iets concreet wordt gebouwd. Dat zou de wetgever kunnen kopiëren, in korte sprints samen met een groep deskundigen gevraagde regelgeving kunnen opzetten. Verder vraagt het natuurlijk om een goede borging van de maatschappelijk vereiste investering in om- en bijscholing.  Tenslotte vraagt het om een goede afweging van alle economische en maatschappelijke belangen, die vooral toekomstgericht is. Dat is het wezen van onze democratie, dat alle belangen een plekje krijgen in de bestuurlijke afwegingen.. De eerlijkheid gebiedt te constateren dat de gevestigde belangen vaak een zwaardere stem hebben in de bestuurlijke afweging dan de belangen van de nieuwkomers. Dat helpt niet met de toekomstgerichtheid. Maar de analyse van DenkWerk kan hierbij helpen. Als de gevestigde bedrijven melden dat er veel banen verloren dreigen te gaan, kan dat ook worden geduid als een kans! Dat geeft ruimte voor de ‘nieuwe’ banen! Het maatschappelijke belang zit er dus niet zozeer in dat de oude banen worden beschermd, maar dat werknemers goed worden ondersteund in het vinden van een nieuwe baan die past in de economie van de vierde industriële revolutie. Steeds weer zien we dat dit best een ingewikkelde uitdaging is.

Leave a Reply