Een lange-termijn pandemiebeleid?

Twee jaar geleden kwamen de eerste signalen omtrent het Coronavirus. In razend tempo heeft het virus tot een mondiale pandemie geleid en inmiddels hebben we daar veel van geleerd. Bijvoorbeeld dat we erg slecht waren voorbereid op een toch allang bekend risico, niet alleen de overheid en de zorgsector, maar ook het bedrijfsleven en het onderwijs. En ook dat het gedrag van burgers zich nog niet zo gemakkelijk laat beheersen, dat het kabinet te veel stuurde op eigendunk, ongefundeerd optimisme en op het data-, analyse- en ramingenmonopolie van het RIVM. Dat dit leidde tot inconsistent en onvoorspelbaar beleid met een slechte communicatie en een gebrekkig contact met flinke delen van de samenleving, Dat de zorgsector zich moeilijk centraal liet aansturen. Dat nu en in de nabije toekomst te weinig mensen zijn gevaccineerd in binnen- en buitenland om snel van de pandemie af te komen, zodat er nieuwe golven zullen komen, misschien ook weer met nieuwe varianten. Nu we dat allemaal hebben geleerd kunnen we nadenken over een meer duurzaam pandemiebeleid. Daar wordt ook veel om gevraagd: “Wat is het lange-termijn perspectief?”

Volgens mij hebben we dankzij de bovenstaande lessen een aantal belangrijke ingrediënten voor het vervolg van het pandemiebeleid wel te pakken. Het excuus dat het allemaal nieuw is kunnen we na twee jaar toch ook echt niet meer gebruiken. Duurzaam beleid moet zich allereerst richten op beter management. Zonder dat is het kansloos om te rekenen op aangepast gedrag van alle delen van de samenleving. Meer data delen, de wetenschappelijke inzichten verbreden, de zorgcapaciteit verruimen en meer centraal aansturen, het beleid ten aanzien van de volgende golven consistent en volstrekt voorspelbaar maken, met een adequaat oog op de noden en kwetsbaarheden in de samenleving, de communicatie meer richten op alle delen van de bevolking en intensief proberen de vaccinatiegraad te verhogen door een maximale verleidings- en overtuigingsstrategie (zie ook mijn eerdere blog hierover). En verder ook de andere sectoren van de maatschappij (bedrijfsleven en onderwijs) wijzen op de eigen verantwoordelijkheid om op gepaste wijze met de effecten van een pandemie om te gaan en daarop voorbereid te zijn, en niet alles van de overheid te verwachten. Wordt vervolgd op de Artikelenpagina.

Het onomkeerbare politieke besluit tot de monetaire unie in Europa

Dertig jaar geleden nam de Europese Raad in Maastricht het besluit om de Economische en Monetaire Unie in drie fasen te realiseren. Er was een jaar lang onder Luxemburgs, en vervolgens Nederlands voorzitterschap, onderhandeld over de benodigde Verdragswijzigingen. Nederland heeft daarin strenge criteria ingebracht voor mogelijke deelname aan de gemeenschappelijke munt, waaronder de maximale tekortnorm van 3% en de maximale staatsschuldnorm van 60% BBP. Volgens sommige economen konden die belachelijke criteria alleen bedacht zijn door een eerstejaars econoom. Maar tot de dag van vandaag geven ze aan dat de EMU een serieuze zaak is, waarvan de deelname ook plichten met zich meebrengt. Is de EMU-architectuur die in het Verdrag is neergelegd tegen de tand des tijds bestand? Het is af en toe best spannend geweest de afgelopen decennia. Het zou ook raar zijn om te denken dat je niets aan die architectuur zou mogen veranderen. Vandaag de dag leven er in de EU grote maatschappelijke uitdagingen waar ook budgettair-economische ruimte voor gezocht moet worden, in een heel andere monetaire context dan destijds. Misschien lever ik daar nog eens wat gedachten over. Nu vertel ik wat anekdotes over die laatste onderhandelingen in Maastricht op de Artikelenpagina.

Kunnen we ook zonder dwang de vaccinatiegraad verhogen?

Ik had mij voorgenomen niet meer over Corona te zullen schrijven. Dat doet de hele wereld al. De kranten staan er iedere dag weer vol mee. Ik heb het ook bijna een jaar volgehouden, ook in de hoop dat het hele probleem weer zou verdwijnen. Maar daar lijkt het op dit moment niet op. Het percentage gevaccineerden is nog te laag, en nieuwe varianten helpen ook niet. Voorspellingen van het voorjaar 2020 dat het nog wel jaren kon duren voordat met golf na golf langzaam maar zeker de pandemie zou wegzakken blijken realistischer dan we toen dachten. En dus delen we met elkaar een enorm chagrijn over deze pandemie en over alle beperkingen die deze met zich meebrengt. Ondertussen worden we strenger en bestraffender tegenover de mensen die zich om uiteenlopende redenen niet hebben laten vaccineren. Er wordt in veel landen al gesproken over een vaccinatieplicht, en over toegang  tot allerlei bezigheden via 2G, dus met uitsluiting van de niet-gevaccineerden.

Dat soort maatregelen vergroot natuurlijk het verdriet en het verzet in de samenleving. En de zorg daarover spoorde mij aan om eens na te denken of er niet andere mogelijkheden zijn om de vaccinatiegraad te verhogen. Die zijn best te verzinnen, of eigenlijk met veel ideeën van anderen uit de stortvloed van artikelen op een rijtje te zetten.

  • Het begint er natuurlijk mee om de niet-gevaccineerde als mens serieus te nemen. Zeker, deze heeft vooralsnog een andere keuze gemaakt dan een gevaccineerde, maar is daarmee niet minder mens geworden en ook niet a priori een ondeugd. Het is inmiddels op diverse plekken aangetoond dat de poging om in verbinding te komen met de niet-gevaccineerden als resultaat heeft dat sommigen alsnog hun keuze herzien. Het zou helpen om gemeenten de financiële middelen te verschaffen om veel mensen de wijken in te sturen om het goede gesprek aan te gaan en te helpen om allerlei misverstanden rond vaccineren te ontzenuwen.
  • De lage vaccinatiegraad creëert wel een zo groot maatschappelijk probleem dat je zou verwachten dat alle communicatiemiddelen worden ingezet om niet-gevaccineerden op een ander spoor te krijgen. Maar ik heb nog geen billboard of bushokjesreclame gezien die in allerlei gangbare talen mensen aanmoedigt om zich te laten vaccineren. Met een verwijzing naar een informatieve website, waarin rustig alle gezondheids- en maatschappelijke voordelen worden verteld en ook een mooi overzicht wordt gegeven van alle komplottheorieën, met de mogelijkheid daar nog nieuwe aan toe te voegen. Het is toch raar dat zo’n campagne niet allang is ingezet?
  • Het is duidelijk dat het huidige 3G beleid voor toegang niet erg veilig is. Gevaccineerden kunnen toch besmet en besmettelijk zijn, en dat kan rampzalig uitpakken voor degenen die niet-gevaccineerd zijn en toegang hebben verkregen door zich te laten testen. 2G, dus alleen toegang voor gevaccineerden, voorkomt dat probleem, maar wel door uitsluiting van alle niet-gevaccineerden. Maatschappelijk zou het een oplossing kunnen zijn om als alternatief sommige locaties, bijvoorbeeld horecagelegenheden, de gelegenheid te bieden een 1G toegang te hanteren, dus toegang voor mensen met een actueel testresultaat, of je nu gevaccineerd bent of niet. Er zijn vast wel cafébazen te vinden, die ook niet veel ophebben met vaccinaties, die voor zo’n 1G oplossing willen kiezen. Dat verkleint de uitsluiting, en verkleint ook de beleving van slachtofferschap bij de niet-gevaccineerden.
  • In andere landen is inmiddels aangetoond dat het geven van een beloning ook enorm helpt om mensen tot de keuze te brengen voor vaccinatie. Bijvoorbeeld zou elke 40plusser die nog niet gevaccineerd is 25 euro kunnen krijgen voor de eerste prik, en 75 euro voor de tweede. Is dat oneerlijk ten opzicht van de mensen die allang gevaccineerd zijn? Nee, voor hun was de veiligheid van hun gezondheid die ze daarmee kregen al een voldoende beloning.
  • Tenslotte helpt het natuurlijk ook om alle jongeren van 9 jaar en ouder een prik aan te bieden. Het helpt bij het totale percentage van de vaccinatiegraad, en het pakt ook een aanzienlijke besmettingsfabricage aan.

Eerlijk gezegd, heel lang heb ik hier niet over na hoeven denken, en het is toch best een aardig lijstje geworden. Er is dus vast ook nog wel meer te verzinnen. En het mooie is, je kunt als overheid dit ook gewoon gaan doen. Morgen al, bij wijze van spreken.

Een melk- of vleeskoe is niet duurzaam

Een paar weken geleden werd ons in een grote advertentie van Albert Heijn medegedeeld dat in het kader van de verduurzaming van AH in de winkel puur Nederlands rundvlees zou worden aangeboden. Eén en al verpakt in een boodschap van aandacht voor het klimaat en het redden van de planeet. Ik wist niet of ik er boos of verdrietig om moest worden. Eigenlijk allebei. Dat word ik ook van heel veel zuivelverpakkingen, bijvoorbeeld van Campina. Bol van de kreten over planeetvriendelijkheid, de fijne natuur en de enorme duurzaamheid. Albert Heijn is afgelopen zomer al op de vingers getikt door de Reclame Code Commissie vanwege de bewering dat hun melk klimaatneutraal zou zijn. Terwijl één ding glashelder is: de producten van een koe zijn niet duurzaam. Uit elke studie over de planetaire grenzen komt naar voren dat de zuivel- en rundvleesproductie een grote ecologische footprint heeft. Omdat het heel veel landgebruik kost (vooral buiten Nederland waar veel veevoer geproduceerd wordt), heel veel watergebruik, veel broeikasgassen oplevert, veel ammoniak uitstoot en de bodembalans verstoort. De biodiversiteit is er het slachtoffer van.

Albert Heijn en Campina en andere vlees- en zuivelverkopers weten dat natuurlijk ook wel. Waarom proberen ze de Nederlandse burgers dan voor te spiegelen dat er wel duurzaam koeien gehouden kunnen worden? Van Campina is dat misschien nog te begrijpen. Campina is eigenlijk een soort Shell. Ze zijn groot in een product waarvan helder is dat de productie ervan moet krimpen. Als je dan toch blijft hangen in de oude wereld probeer je die nog zo leuk mogelijk te verkopen. Maar Albert Heijn verkoopt ook best veel vervangende producten.

Wat is nu het effect van het op deze manier om de tuin leiden van de Nederlandse burger als het om duurzaamheid gaat? De uitstraling van de boodschap is dat de burger vrolijk door kan consumeren met zuivel en vlees, want dat de bedrijven wel voor de duurzaamheid zullen zorgen. Terwijl iedereen die zich met duurzaamheid bezig houdt juist beklemtoont dat het consumptiegedrag zelf moet veranderen, en dat we minder moeten consumeren van die producten waarvan het beslag op de planeet te groot is. Zoals  rood vlees.  Het is daarom ook onvermijdelijk dat die boodschap uiteindelijk wel bij de consument belandt. Ook de Nederlandse overheid aarzelt nog bij het afgeven van deze boodschap, en heeft laatst de oproep tot minder vlees eten nog laten schrappen uit een bewustzijnscampagne omtrent de klimaatcrisis, maar het zal toch moeten.

Het veranderen van consumptiepatronen kost tijd. Je moet dus zo snel mogelijk beginnen met het uitzenden van de goede boodschappen en dat bij voorkeur op een empathische manier doen met veel nadruk op alternatieven. Hoe langer je wacht, hoe urgenter de verandering wordt en ook hoe dwingender, en dus ook hoe groter de maatschappelijke weerstand zal zijn die de verandering op zal roepen.  Albert Heijn en Campina en diverse andere partijen maken het de samenleving dus moeilijker om duurzaamheid te omarmen met hun nepverhalen over de zogenaamde duurzaamheid van hun koeien. Daar is Nederland niet mee geholpen, en de planeet ook niet.

De maatschappelijke systemen kampen met veel achterstallig onderhoud

Als je geen onderhoud pleegt, kom je vanzelf in een soort crisissituatie terecht. Op deze manier kun je ook naar het publieke domein kijken. Er is de afgelopen decennia heel weinig aandacht geweest voor het op kwaliteit houden van alle maatschappelijke systemen met een publiek belang. Dat heeft geleid tot veel achterstallig onderhoud. Verslechteringen zijn gebagatelliseerd of ontkend, of er is geprobeerd ze met halfslachtige maatregelen te keren. Nu zitten we ermee: een wooncrisis, een stikstofcrisis, een onderwijscrisis, en ga zo maar door. De lange termijn trends zijn onvoldoende onderkend; er zijn geen eerlijke scenario’s gemaakt over hoe ze zich in de toekomst zullen voortzetten. De rijksoverheid is hierin echt tekort geschoten, lijkt mij. Als je op zoek gaat naar het waarom stuit je al gauw op gebrekkige inzichten in de politiek, maar ook op de praktijk binnen de ministeries, waarbij alle aandacht uitgaat naar de korte termijn en de waan van de dag, en hooguit versnipperd eens wat verder vooruit gekeken en gedacht kan worden. Strategie-afdelingen bestaan niet, of leiden een bestaan dat los staat van de belangrijkste beleidsdirecties, of worden toch meegezogen in de korte termijn prioriteiten. Het begrotingsdenken overheerst, maar wat budgettaire impulsen aan maatschappelijk effect opleveren is zelden goed in beeld. De volgorde van denken en handelen is dus precies verkeerd om. Eerst moeten de lange termijn strategische vragen in beeld worden gebracht, daarna van een actieagenda voorzien en daar moeten de middelen voor bij elkaar worden gezocht. De korte termijn moet dus niet het langetermijndenken wegzuigen, maar het langetermijndenken volgen.

Er wordt dus te weinig aan visieontwikkeling gedaan, en aan het verwerven van inzicht over wat wel en niet werkt om de kwaliteit van de maatschappelijke systemen overeind te houden. Maar er is ook een ernstig gebrek aan sturingsmogelijkheden ontstaan. Kijk maar naar hoe het ministerie van OCW stuurt of niet stuurt op de kwaliteit van het onderwijs. Het rapport van de werkgroep 1 van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen laat dit schrijnend zien. Voor veel andere ministeries is hun sturingscapaciteit niet veel beter. LNV stuurt niet op de circulariteit van de landbouw, en lukt het niet om te sturen op het mest- en stikstofprobleem. VWS lukt het niet om te sturen op het zorgstelsel of heel concreet op het welbevinden van laagopgeleide Nederlanders. I&W lukt het niet om te sturen op het voorkomen van files. SZW lukt het niet om te sturen op de kwaliteit van flexwerk. Ook hier weer: ga zo maar door. Er is misschien een tijd gedacht dat de private sector de sturing van deze maatschappelijke systemen over zou kunnen nemen. Ik kan helaas geen enkel maatschappelijk systeem met een publiek belang vinden waar dat ook aantoonbaar gebeurt.

Achterstallig onderhoud kun je wegwerken. Dat moet zelfs, om nog erger te voorkomen. Dan is er dus wel veel te doen. Veel langjariger kijken, meer visie, en ook beter borgen dat de maatschappelijke systemen ook echt gestuurd kunnen worden als dat vanuit het publieke belang nodig is.

Op de Artikelenpagina werk ik dit thema verder uit.

Waar is het beleid voor een duurzaam voedselsysteem?

De overheid heeft de schone taak om het publieke belang te dienen en te borgen. Daarom is er beleid dat gericht is op goede en duurzame mobiliteit, op een betrouwbaar betalingsverkeer, op een bloeiend cultureel leven, op een duurzaam voedselsysteem. En dat beleid is dus niet primair gericht op de maximale groei van de transportsector of de luchtvaartsector, op maximale groei van de bancaire sector, op maximale groei van de uitgeverijen, of op maximale groei van de agrarische sector.

Deze zinnen kloppen niet. Over sommige onderdelen kun je ernstig twijfelen, maar één ding is helder. Er bestaat geen beleid dat zich richt op een duurzaam voedselsysteem. Er is wel beleid dat gericht is op maximale ondersteuning van het economisch welbevinden van de agrarische sector. Dat is de boodschap van één van de aardigste rapporten van de serie Brede Maatschappelijke Heroverwegingen die vorig jaar uitkwamen, “Tenminste houdbaar tot: Bewegen naar een duurzaam voedselsysteem”. Het rapport stelt onomwonden dat ons voedselsysteem in de huidige vorm niet houdbaar is, en van ons allemaal aanpassingen vraagt. Het rapport laat zien dat de voedselproductie in Nederland leidt tot uitputting van de aarde, zeker niet alleen in Nederland maar ook in veel ontwikkelingslanden, en tot bedreiging van mens en milieu.  En dat de voedselconsumptie niet zelden overmatig en ongezond is, wat leidt tot toename van obesitas en voedselgerelateerde ziekten. Breng de zaken bij elkaar, zegt het rapport tegen de Rijksoverheid, en ga de duurzaamheid van het voedselsysteem wel een plek geven als een stuk publiek belang dat moet worden gediend en geborgd. Daar staat het Rijk nog ver van af, ook anderhalf jaar na dato van het rapport. Dat zagen we recent treffend geïllustreerd toen de aanbeveling om minder vlees te eten werd geschrapt uit een voorlichtingscampagne. Hoe vrijblijvend ook, zo’n aanbeveling past juist prima in een beleid dat zich richt op ons duurzame voedselsysteem. Maar nee, stel je voor dat de boeren boos zouden worden. Het rapport stelt dat alle negatieve effecten van productie en consumptie van voedsel geen plek hebben gekregen in de prijs van het voedsel. Milieubelastend en ongezond voedsel zou duurder moeten worden, gezond voedsel goedkoper. De werkgroep die het rapport heeft geschreven heeft laten berekenen dat een heffing om de negatieve effecten van vleesproductie in Nederland te compenseren structureel 1,7 miljard euro zou opleveren. En dat een verbruiksbelasting op frisdrank 800 miljoen euro zou kunnen opleveren. In een aantal pakketten maakt de werkgroep zo duidelijk hoe je kunt beginnen om de basis van het beleid op orde te krijgen en hoe je verdere stappen kunt zetten via kaderstelling of richtinggevend beleid. Er ligt een taak voor het Rijk, maar volgens de werkgroep vooral in samenspraak met de EU, en met de decentrale overheden en andere organisaties. Want iedereen moet aanpassen. Nederland kan een bijdrage leveren aan de mondiale dreiging die van het huidige voedselsysteem uit gaat.  Een schone taak. En een extra stimulans om het acute ammoniakprobleem in Nederland echt duurzaam op te lossen.

Meer lezen? Op de Artikelenpagina geef ik meer overweging en detail. En het rapport zelf is op internet gemakkelijk te vinden.

Meer dan een half miljoen hits

Na ruim zes jaar heb ik op deze site meer dan 100.000 bezoekers gehad, en meer dan een half miljoen hits. Sommige influencers halen dat in een dag, ik heb er dus iets langer over gedaan. Een artikel in de NRC bereikt meer dan 300.000 abonnees. Dus ja, alles is relatief. Toch vind ik het leuk. Deze website is als een experiment begonnen. Ik heb het eerste jaar aan niemand verteld dat hij bestond. Het moest uit zichzelf tot ontwikkeling komen. Of niet. Internet heeft geen grenzen aan de schaal, maar de uitingen op internet moeten wel een eigen schaal vinden. De schaal van deze site is langzaam aan het groeien. Daar kan ik alleen maar aan bijdragen door interessante blogs te schrijven. Ik blijf mijn best doen. En wat misschien nog wel het leukst is: tijdens het schrijven van elke blog leer ik zelf ontzettend veel. En dan hoop ik dat lezers er ook iets van leren, en dat de blogs een aanzet geven om er verder over na te denken.

De kwaliteit van het onderwijs gaat niet vanzelf omhoog

Op 22 april 2020 zond de minister van Financiën 16 rapporten naar de Tweede Kamer, de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen. Rapporten waar een groot aantal  Rijksambtenaren ruim een half jaar intensief aan had gewerkt. Ikzelf mocht één van de werkgroepen voorzitten. Na publicatie is er weinig meer van vernomen. Sommige kranten vonden er nog een paar bezuinigingsopties in, en vonden dat klaarblijkelijk het belangrijkste van de rapporten. Daarmee wordt weinig recht gedaan aan de geleverde inspanningen en de thema’s die op tafel zijn gelegd. Bezuinigen was niet het primaire doel om de heroverwegingen te starten. Het doel was om beleidswegen te vinden voor ingewikkelde maatschappelijke vragen, waarvoor geen quick fixes bestaan. Ik denk dat ik de komende tijd een aantal rapporten eruit pik en mijn selectie van de belangrijkste boodschappen bespreek. Dan begin ik bij de eerste: BMH1 “Kwalitatief goed onderwijs met kansen voor iedereen”.

Als zovelen constateert BMH1 dat het niet goed gaat met de kwaliteit van het funderend (basis en middelbaar) onderwijs in Nederland. Dat is voor het land niet goed, maar het is ook heel vervelend voor al die mensen die ziel en zaligheid in hun onderwijzend werk stoppen om jongeren een mooie start in het leven te kunnen geven. BMH1 constateert  ook dat er onvoldoende op die kwaliteit wordt gestuurd. Schoolbesturen ontberen de kennis, de kunde en de prikkels om op kwaliteit te sturen en de meeste doen het dan ook niet. Schoolleiders zijn vaak onmachtig. Het departement stuurt alsof schoolleiding en schoolbesturen alle benodigde capaciteiten voor een adequate sturing in huis hebben maar helaas wel alles tot in details voorgekauwd moeten krijgen, hetgeen tot weinig resultaat, veel miscommunicatie en tot beleidsresistentie van het veld leidt. Een schokkend beeld, waarvan BMH1 ook nog meldt dat het al eerder in een veelheid van andere rapporten is beschreven, maar dat dit alles  nog niet tot enige serieuze correctie heeft geleid. Ik vind het ook heel opmerkelijk dat als ik de titel van BMH1 Googel, ik vrijwel geen hits krijg. Je zou toch een grote respons verwachten van bestuurlijke onderwijsorganisaties en van de politiek, bijvoorbeeld in de verkiezingsprogramma’s. Maar goed, Corona heeft veel andere dingen verdrongen, dat valt nog te begrijpen. Het thema is echter wel zo urgent dat op korte termijn het stelsel veel meer gericht moet worden op de effectieve sturing op kwaliteit. Misschien is het stelsel nog te fixen, en hoeft het niet helemaal op de schop. Maar het minste dat nodig is zijn stevige verplichtingen om kennis,  kunde en werkelijke acties op orde te brengen bij schoolleiders en schoolbesturen, ze daartoe ook de middelen te verschaffen en de goede prikkels in te richten zodat deze verplichtingen ook worden nagekomen. Het departement moet hier veel meer gericht leiding aan geven. Op de Artikelenpagina ga ik er dieper op in. Maar alsjeblieft, OCW,  PO-Raad en VO-raad, en alle anderen, laat zien dat je de boodschap van BMH1 serieus ter harte neemt!

En nog één dingetje voor alle schoolbesturen die dat nog niet is gelukt: zorg a.u.b. voor een goede ventilatie en een goed binnenklimaat in alle scholen dit najaar!

De Nederlandse overheid heeft deze eeuw nog niets substantieels tot stand gebracht

Al meer dan dertig jaar werk ik voor de Rijksoverheid. Met een zekere trots. Ik heb in die jaren meermaals geroepen dat het Nederlandse openbaar bestuur tot de beste van de wereld gerekend mag worden. Heel recent hoorde ik bij een webinar over publiek leiderschap ook iemand dat precies zo verwoorden. En toen ging er een pijnscheut door mijn hoofd, met de gedachte: “Het is niet meer waar! ”. En ik ging het voor mezelf opsommen. Het beeld over het openbaar bestuur kreeg al een enorme knauw met de kinderopvangtoeslagaffaire. Voor veel Nederlanders moet het ook een pijnlijke inbreuk op hun nationale trots zijn geweest toen wij wekenlang onderaan bungelden in de lijstjes over het aantal vaccinaties tegen Corona. Maar het is veel meer dan dat. Nederland bungelt ook onderaan de Europese lijstjes als het gaat om de opwekking van duurzame energie. Nederland heeft de hoogste ammoniakuitstoot van de EU. Nederland heeft een woningencrisis. Het Nederlandse onderwijs duikelt omlaag op de internationale vergelijkingen van de OESO. De sociale ongelijkheid neemt toe. Nederland heeft groot achterstallig onderhoud aan bruggen en wegen. Nederland is topproducent van synthetische drugs. Nederland zit in de NAVO qua bijdrage in de onderste helft. Het aantal gehandicapten op de werkvloer is in EU perspectief heel laag. Ja, zelfs qua pestgedrag op de werkvloer scoort Nederland als een van de laagste in de EU.  En dat raakt allemaal facetten van het openbaar bestuur. En dat behoort dus helemaal niet tot de beste van de wereld, misschien niet eens bij de beste helft van de EU. Toen ik zelf dit lijstje zo zag, en dit lijstje valt ook nog wel uit te breiden, schoot de gedachte door mij heen: “de Nederlands overheid heeft deze eeuw nog niets substantieels tot stand gebracht”. Nu houd ik zelf niet zo van dit soort sweeping statements. Dus heb ik mijn best gedaan om voorbeelden te vinden die deze stelling zouden ontkrachten. Ik heb er nog niet één bedacht. Budgetdiscipline misschien. Maar dat is toch eerder een middel dan een doel.

Leuk is deze constatering allerminst. Zeker niet als je betrokken beleidsambtenaar bij het Rijk probeert te zijn. Ik schrijf het toch op. Dat is zeker niet om een schuldige aan te wijzen. Nederland is een parlementaire democratie. Als we zien dat het openbaar bestuur al twintig jaar tekort schiet zijn we daar als burgers van Nederland allemaal medeverantwoordelijk voor. Maar de constatering geeft wel een opdracht, die heel anders is dan vanuit het beeld dat het Nederlands openbaar bestuur tot de beste van de wereld behoort. Als dat laatste onze ambitie is, is er veel werk aan de winkel. Dan moet het komende kabinet, samen met de decentrale overheden, heel hard aan de slag om de energietransitie meer vaart te geven, al het achterstallig onderhoud in infrastructuur, onderwijs, wonen en de uitvoering van de publieke dienstverlening weg te werken, knopen door te hakken in de ruimtelijke vraagstukken, Nederland duurzaam te maken en een plek te geven in de digitale toekomst. Enzovoort. Misschien is er geen dik regeerakkoord nodig deze keer, maar wel een met heel stevige acties, zodat we hopelijk in 2030 kunnen constateren dat de Nederlandse overheid in tien jaar tijd veel substantieels tot stand heeft gebracht.

p.s. Ik zou het helemaal niet erg vinden om in een volgende blog een lijstje te kunnen laten zien van substantiële zaken die bovenstaande stelling ontkrachten. Dat zou misschien zelfs heel inspirerend kunnen zijn.

Een Laffer curve voor het Coronabeleid?

In de jaren zeventig van de vorige eeuw tekende de econoom Laffer op een servetje een simpel idee uit. Hij stelde dat bij een belastingtarief van 0% de belastingopbrengst uiteraard  nul zou zijn. Maar zei hij, bij een tarief van 100% is de opbrengst ook nul, want waarom zou iemand nog iets doen als de opbrengst volledig naar de belasting gaat. Die twee punten zijn dan de uiteinde van een soort omgekeerde U. Bij lage tarieven stijgt de belastingopbrengst als het tarief omhoog gaat, maar bij heel hoge tarieven daalt de opbrengst als het tarief omhoog gaat. Een helder idee, ook al is het economen niet goed gelukt de grafiek ook in de praktijk echt te analyseren.  

Zou zo’n Laffer curve ook bestaan als het om Coronamaatregelen gaat? Je kunt je inderdaad voorstellen dat bij een heel streng regime, waarbij helemaal niets meer mag, de mensen zich tegen het systeem keren en er zich ook helemaal niets meer van aantrekken. Dan zit daarvoor een gebied waarin mensen zich bij een verscherping van het beleid zich juist minder gedisciplineerd gaan gedragen. Dat is duidelijk  de verkeerde kant van de Laffer curve, over de top waarbij het Coronabeleid neutraal is geworden, en verscherping  geen resultaat meer heeft. In zo’n model is ook de verwachting dat die top in de loop van de tijd naar links schuift. De mensen worden het hele beleid zat, het gebied waarin verscherping van beleid nog zin heeft en niet averechts gaat werken wordt smaller en smaller.

Het is natuurlijk maar een model. Of het gedrag van de samenleving zich ook echt op deze manier laat modelleren weten we niet. We weten namelijk ontzettend weinig over het gedrag van de samenleving. Het is in elk geval niet het model dat het OMT hanteert. Dat gaat er overduidelijk van uit dat bij verscherping van de maatregelen de gedragsdiscipline toeneemt en het reproductiegetal R zal dalen. Maar of dat het goede model is kunnen ze ook niet weten.

Het zou goed zijn als we meer data verzamelen over wat er in de samenleving gebeurt. We meten in deze pandemie uiterst eenzijdig. Het aantal besmettingen, het aantal patiënten in het ziekenhuis, het aantal mensen op de IC’s, het aantal mensen dat overlijdt. Als dat het enige is dat we registreren, is dat ook het enige waar we beleidsmatig op reageren. Stel nu eens dat alle scholen in Nederland iedere week zouden rapporteren hoeveel leerlingen de lessen verzuimen, en de universiteiten hoeveel studenten met hun studie zijn gestopt, en elke week de cijfers over huiselijk geweld zouden worden gemeld, en het aantal mensen dat psychisch is ingestort, zouden we dan misschien ook de beleidsmatige reactie een ander accent geven?